Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Wanneer een arbeidsrelatie wordt beëindigd kan de inhoud van een getuigschrift wel eens tot problemen leiden. De visies van partijen over de kwaliteiten, inzet en of persoonlijkheid van werknemer verschillen nu eenmaal vaak, hetgeen niet zelden ook de reden van de beëindiging is. Daar waar de werknemer een zo positief mogelijk getuigschrift wenst, teneinde met behulp daarvan een nieuwe werkkring te vinden, is de werkgever geenszins voornemens dat zo positief te formuleren. Vaak komen partijen er, al dan niet naar tevredenheid, wel uit, maar niet in het volgende geval.
Een werkneemster was als docent op basis van een tijdelijk contract bij de werkgever in dienst geweest. Na het eindigen van rechtswege van de overeenkomst, gaf de werkgever een getuigschrift af met als enige inhoud dát de werkneemster in dienst was geweest als docent, en haar salaris. De werkneemster maakte daartegen bezwaar, naar aanleiding waarvan de werkgever aan de verklaring heeft toegevoegd dat de leerlingen van de werkneemster voldoende examenresultaten behaalden. De werkneemster meende echter dat ook deze tekst niet voldeed aan de aan een getuigschrift te stellen eisen, omdat er niet in vermeld was dat zij haar werkzaamheden naar behoren had verricht. De werkgever weigerde echter het getuigschrift aan te passen.
De (inmiddels ex-) werkneemster startte hierop een kort geding om een positief getuigschrift te vorderen. Zij stelde dat de werkgever op grond van de wet, die in art. 7:656 BW werkgevers verplicht vertrekkende werknemers desgewenst een getuigschrift mee te geven, dient te vermelden dat zij haar werkzaamheden naar behoren had verricht, althans een opgave diende te bevatten van de wijze waarop zij aan haar verplichtingen had voldaan.
Het betreffende wetsartikel geeft aan dat een getuigschrift meedeelt welk werk is verricht, wat de omvang van het dienstverband is geweest, en van wanneer tot wanneer dit dienstverband heeft bestaan.Vervolgens wordt een aantal zaken genoemd die alleen op verzoek van de werknemer worden vermeld, namelijk: een opgave van de wijze waarop de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan; op welke wijze de arbeidsovereenkomst is geëindigd, en – wanneer dat door opzegging door de werkgever is geweest – wat de reden van die opzegging was.
Het getuigschrift voldeed niet, zo betoogde de werkneemster, omdat de manier waarop de leerlingen hebben gepresteerd niets zegt over de wijze waarop zij zelf aan haar verplichtingen heeft voldaan. Bovendien suggereerde de vermelding dat zij enkel les zou hebben gegeven aan eindexamenklassen, hetgeen niet het geval geweest is.
Bij de kantonrechter ving werkneemster bot. Werkneemster stelde hoger beroep in. Werkgever stelde in deze procedure dat werkneemster nu juist onvoldoende had gefunctioneerd hetgeen ook met haar was besproken.Op het hoger beroep van de werkneemster overweegt het hof dat het oordeel van de werkgever over de wijze van taakvervulling door de werknemer weliswaar subjectief zal zijn,maar dat de werkgever niet tegen beter weten in onjuiste mededelingen mag opnemen in het getuigschrift. Er moet een zekere objectivering plaatsvinden. Derhalve geen negatieve omschrijving van de wijze van functievervulling indien hiervoor geen onderbouwing aanwezig is, maar anderzijds ook geen afgifte op lichtvaardige wijze van te gunstige getuigschriften, waardoor derden zouden worden misleid.
Uit het voorgaande volgt volgens het hof dat de werkgever in onderhavige zaak niet in het getuigschrift hoefde te vermelden dat de werkneemster haar werkzaamheden als lerares naar behoren heeft vervuld. Het gaat enkel om de manier waarop de werkneemster haar verplichtingen als werknemer is nagekomen. Nu één van de opgaven van een docent als de werkneemster is het (met succes) begeleiden van leerlingen naar het (eind)examen, mocht de werkgever opnemen dat de werkneemster dit met voldoende resultaat heeft gedaan. Dat zegt iets over de wijze waarop de werkneemster aan haar verplichtingen heeft voldaan. De conclusie van vorenstaande moet zijn dat het getuigschrift voldoet aan de eisen die de wet daar aan stelt en meer dan dit mocht de werkneemster niet verlangen.
Het antwoord op bovenstaande vraag is dan ook nee. De werkgever is enkel verplicht – op verzoek van de werknemer – opgave te doen van de wijze waarop de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan, maar dit kan, zoals het hof overweegt, op vele manieren.
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.