Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Zoals wij reeds behandelden in deze weblog is inmiddels de memorie van antwoord van het wetsvoorstel Werk en Zekerheid gepubliceerd. De regering probeert daarin nog eens uit te leggen wat wordt bedoeld met de voorstellen aan de hand van vragen van de fracties en arbeidsrechtspecialisten. Als het inderdaad zo vlot verloopt als de regering voor ogen heeft en de Eerste Kamer de Wet Werk en Zekerheid snel aanneemt, dan gaat een aantal wetswijziging reeds per 1 juli 2014 in, waaronder die ter zake het concurrentiebeding. Een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is dan niet meer mogelijk, tenzij werkgever een gemotiveerd zwaarwichtig belang heeft.
U kunt op deze aankomende wetgeving inspelen door vóór 1 juli a.s. nog arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd te sluiten met daarin een (standaard) concurrentiebeding. Dit geldt ook voor overeenkomsten die worden gesloten vóór 1 juli 2014, maar pas na die datum in gaan. Het is echter de vraag of u uw werknemers daar in de toekomst makkelijk aan zult kunnen houden in het licht van de tegen die tijd ingevoerde wetgeving die als hoofdregel zal kennen dat concurrentiebedingen in overeenkomsten voor bepaalde tijd in principe verboden zijn.
Na 1 juli a.s. kan een concurrentiebeding alleen nog worden overeengekomen met een tijdelijke kracht indien de werkgever kan motiveren dat de werknemer specifieke werkzaamheden verricht of in een specifieke functie werkzaam is, waarbij het belang van de werkgever bij een concurrentiebeding opweegt tegen het nadeel voor de werknemer. De regering geeft in de memorie van antwoord de volgende toelichting op het voorgenomen verbod en de uitzondering daar op. “De werknemers met arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd én een concurrentiebeding ondervinden dubbel nadeel. Zij hebben én geen vast contract én kunnen na afloop van het tijdelijke contract niet in dezelfde branche aan de slag. Alleen indien de werkgever een zodanig zwaarwichtige bedrijfs- of dienstbelangen heeft dat een concurrentiebeding onontbeerlijk is, kan een deugdelijk gemotiveerd concurrentiebeding toch overeen worden gekomen.”
De Vereniging Voor Arbeidsrecht Advocaten (VAAN) heeft de regering gevraagd om voorbeelden van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen die rechtvaardigen dat in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een concurrentiebeding wordt opgenomen. De regering antwoordt dat aangezien een werkgever per geval dient te motiveren welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen een concurrentiebeding vereisen, geen algemene uitspraak kan worden gedaan over welke zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen aan de orde moeten zijn om een dergelijk beding te rechtvaardigen. Dit vergt per geval een specifieke afweging en motivering. Een dergelijke motivering kan gelegen zijn in hele specifieke kennis of bedrijfsinformatie die de werknemer op zal doen, waarbij de werkgever onevenredig wordt benadeeld als de werknemer overstapt naar een concurrent.
Het zal er op neerkomen dat een standaardmodel concurrentiebeding onvoldoende zal zijn om een concurrentiebeding in een tijdelijk contract te kunnen handhaven. Per functie en per individuele werknemer zal steeds opnieuw moeten worden gemotiveerd door werkgever waarom dat beding toch echt noodzakelijk is.
Het is de bedoeling van de regering dat meer werknemers contracten voor onbepaalde tijd krijgen aangeboden. Het sluiten van een vast contract lijkt mij dan ook de beste oplossing in geval van een functie waarbij het concurrentiebeding onontbeerlijk is. In een overeenkomst voor onbepaalde tijd blijft een concurrentiebeding immers toegestaan. Het “vereenvoudigde” ontslagrecht gaat echter pas een jaar later, per 1 juli 2015, in zodat niet zeker is dat u ook weer snel en eenvoudig afscheid kunt nemen van de betreffende werknemer. Dat nadeel moet uiteraard worden afgewogen tegen het voordeel van het overeen kunnen komen van een concurrentiebeding.De praktijk en toekomstige jurisprudentie zal moeten uitwijzen wat de beste keuze is.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.