Praktijkgebieden: Overheidsaansprakelijkheid
Een van de hoofdregels bij planschade is dat schade die voorzienbaar is op het moment van aankoop van het onroerend goed op grond van artikel 6.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 april 2014 volgt dat het voor deze voorzienbaarheid ook van belang is wat binnen de voorloper van het vigerend bestemmingsplan planologisch mogelijk was.
In deze uitspraak oordeelt de Afdeling over een verzoek van een woningeigenaar om tegemoetkoming in planschade als gevolg van een vrijstellingsbesluit als bedoeld in art. 19 Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud), ten behoeve van de bouw van een school in de nabijheid van zijn woning. Ten tijde van de aankoop van de woning door aanvrager was in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming van het perceel te wijzigen in ‘centrumdoeleinden'. De als ‘centrumdoeleinden' bestemde gronden zijn bestemd voor wonen, horeca, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, sociaal-culturele voorzieningen en medische zorgverlening.
De verzoeker stelt zich op het standpunt dat de realisatie van een school niet voorzienbaar was omdat dit niet binnen de bestemming centrumdoeleinden past. De rechtbank gaat hier in mee en oordeelt dat ‘onderwijs' een specifieke bestemming is, die zonder nadere aanwijzing niet onder ‘zakelijke en maatschappelijke dienstverlening' kan worden begrepen. De rechtbank kent aan de woningeigenaar een tegemoetkoming van € 43.300,- in planschade toe.
De Afdeling overweegt echter: “Omdat het plan ziet op de uitbreiding van het centrum diende een redelijk handelend en denkend koper er rekening mee te houden dat de functies die in het centrum aanwezig waren ook in de uitbreiding onder de globale bestemming ‘centrumdoeleinden' gerealiseerd zouden kunnen worden. Nu, zoals het college ter zitting onweersproken heeft gesteld, onder de vigeur van de voorloper van het bestemmingsplan ‘Malden Centrum' van 29 maart 1993, het bestemmingsplan ‘Centrum Malden', van 8 september 1986, in het centrum van Malden een school was gelegen, welke onder een algemene maatschappelijke functie was begrepen, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat een redelijk denkend en handelend koper ermee rekening moest houden dat in de uitbreiding van het centrum wederom een school zou worden gerealiseerd.”
Op grond van het voorgaande oordeelt de Afdeling dat de rechtbank heeft miskend dat het voorzienbaar was dat onder de bestemming ‘centrumdoeleinden' een school kon worden gerealiseerd. De woningeigenaar ontvangt dus geen tegemoetkoming in planschade.
Deze uitspraak bevestigt dat de toets of planschade ‘voorzienbaar' is, verder gaat dan een toets van het vigerend bestemmingsplan. Het kan nodig zijn om ook de voorheen geldende bestemmingsplannen te bestuderen. Daarbij is niet alleen de inhoud van het bestemmingsplan van belang, maar ook hetgeen onder dit plan feitelijk gerealiseerd is.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.