Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft afgelopen woensdag (31 juli) een uitleg gegeven aan het sinds 17 juni 2011 in Amsterdam geldende Terrassenbeleid 2011, en dan met name over de beleidsregels over de locatie van een terras. Het beleid wordt toegepast door de burgemeester bij de uitoefening van zijn bevoegdheid tot verlening van een exploitatievergunning voor een horecabedrijf. Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) is voor de exploitatie van een horecabedrijf, al dan niet inclusief terras, een exploitatievergunning vereist. Deze vergunning kan worden geweigerd als naar het oordeel van de burgemeester het woon- en leefklimaat, de openbare orde of de veiligheid door de aanwezigheid van het horecabedrijf nadelig wordt beïnvloed. Bij (voorgenomen) exploitatie van een terras op de weg, oordeelt de burgemeester ook over ingebruikneming van de weg.
Centrale vraag in de uitspraak is of de burgemeester een vergunning heeft mogen verlenen voor een terras dat aan de overzijde van de weg, schuin tegenover de horeca-inrichting ligt. Tussen omwonenden en de burgemeester is discussie over de uitleg van het beleid. Bovendien vinden omwonenden dat de burgemeester gebonden is aan een eerder gedane toezegging dat geen vergunning meer zou worden verleend.
Het terras wordt al sinds 1992 geëxploiteerd. Voor het terras is aanvankelijk een exploitatievergunning verleend, maar nadat omwonenden daartegen bezwaar hebben gemaakt, stelt de burgemeester zich op het standpunt dat het terras in strijd is met de op dat moment geldende Terrassennota 2008. Uitgangspunt van dit beleid was dat een terras, ook aan de overzijde van de weg, alleen voor de gevel van een horecabedrijf mag worden geplaatst en dat hiervan alleen in uitzonderlijke situaties met een maatwerkprocedure kan worden afgeweken. Volgens de burgemeester is geen sprake van een uitzonderlijke situatie. Hij besluit het bedrijf wel een overgangsperiode te geven en geeft in zijn besluit aan dat voor de periode na 1 april 2011 geen exploitatievergunning meer voor het terras zal worden gegeven. Vervolgens wordt het beleid gewijzigd met het Terrassenbeleid 2011. De burgemeester meent dat deze wijziging (onder andere) inhoudt dat hij bij een terras schuin aan de overzijde van de weg niet meer eerst de vraag hoeft te beantwoorden of sprake is van een uitzonderlijke situatie, maar meteen de maatwerkprocedure (toetsing aan vier maatwerkcriteria) kan worden doorlopen.
De rechtbank stelt de burgemeester in het ongelijk. Volgens de rechtbank volgt uit het Terrassenbeleid 2011 dat indien zich een uitzonderlijke situatie voordoet de maatwerkprocedure kan worden gestart en dat bij beoordeling of een maatwerkprocedure zal worden gestart een belangenafweging dient plaats te vinden waarbij de maatwerkcriteria (waaronder woon- en leefklimaat) een rol spelen.
Deze uitleg van het beleid is volgens de Afdeling onjuist. Uitgangspunt van het Terrassenbeleid 2011 is inderdaad dat in uitzonderlijke situaties een maatwerkprocedure kan worden gestart, maar de situatie waarbij direct aan de overzijde van een horecabedrijf geen plaats is voor een terras, maar schuin aan de overzijde wel, is naar het oordeel van de Afdeling in het beleid reeds aangemerkt als een uitzonderlijke situatie. Voor het toepassen van de maatwerkprocedure hoeft in dit geval dus niet nader te worden gemotiveerd waarom zich een uitzonderlijke situatie voordoet. Toetsing aan het criterium woon- en leefklimaat (en de andere drie maatwerkcrtieria) vindt bovendien pas plaats in het kader van de maatwerkprocedure en dus niet daarvoor bij beoordeling of sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Het beroep van omwonenden op de eerdere toezegging van de burgemeester dat voor na de periode van 1 februari 2011 geen vergunning meer zou worden verstrekt, levert niets op. De omwonenden mochten weliswaar gerechtvaardigd op de toezegging vertrouwen, maar volgens de Afdeling weegt het belang van de exploitant zwaar(der) – zonder vergunning geen terras en daardoor ontslag van werknemers – en bovendien is de toezegging gedaan onder het oude beleid dat is gewijzigd.
Cathine Knijff is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.