Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Wanneer de curator in een faillissement actief genereert, moet hij dat aan het einde van het faillissement uitdelen aan de schuldeisers. Deze schuldeisers zijn niet allemaal gelijk in rang. Wij blogden daar eerder over. Zo gaan de boedelvorderingen (salaris curator, salarissen werknemers na datum faillissement, etc.) bijvoorbeeld vóór de prefaillissementsvorderingen (belastingverplichtingen van vóór faillissement, handelsschuldeisers van vóór faillissement, etc.). Schuldeisers hebben daarom altijd liever een boedelvordering. Een belangrijke boedelvordering is die van de verhuurder (meestal van het bedrijfspand) voor zover die ziet op de huurprijs na de datum van faillietverklaring. De wet bepaalt dat de huurovereenkomst nog drie maanden kan doorlopen en dat de huurprijs over die periode als één van de eerste vorderingen moet worden betaald.
In een arrest in 1990 en in latere arresten bepaalde de Hoge Raad dat ook vorderingen die door toedoen van de curator zijn ontstaan, boedelvorderingen zijn. Dit wordt het zogenaamde ‘toedoencrterium' genoemd. De Hoge Raad oordeelde dat onder andere een desinvesteringsplicht in verband met verkoop door de curator binnen de fiscale termijn en een verplichting tot affinanciering van pensioenverplichtingen in verband met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de curator een boedelvordering opleverden. Hetzelfde gold voor de schadevergoedingsvordering van de verhuurder bij opzegging van de huurovereenkomst door de curator, in verband met schade die de huurder in het kader van de oplevering van het gehuurde aan de verhuurder moet vergoeden. Vanuit de insolventiepraktijk is altijd kritiek geuit op deze jurisprudentie van de Hoge Raad.
Afgelopen vrijdag is de Hoge Raad van het ‘toedoencriterium' teruggekomen. De Hoge Raad schrijft expliciet dat de kritiek die in de literatuur op dat criterium is geuit, mede aanleiding is geweest om ‘om' te gaan. De raad overweegt dat op grond van de Faillissementswet boedelvorderingen zijn: die vorderingen die een onmiddellijke aanspraak geven jegens de faillissementsboedel (i) hetzij ingevolge de wet, (ii) hetzij omdat zij door de curator in zijn hoedanigheid zijn aangegaan, (iii) hetzij omdat zij een gevolg zijn van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting. Onder het aangaan van een schuld door de curator in deze zin is te verstaan dat de curator deze schuld op zich neemt bij een eigen rechtshandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting die in deze zaak aan de orde was, om op grond van de huurovereenkomst de schade aan het gehuurde bij het einde van de huur te herstellen dan wel te vergoeden, een uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenis is van de gefailleerde huurder, die bij het einde van de huur ontstaat of opeisbaar wordt. Die verbintenis is geen boedelvordering, maar een vordering op de schuldenaar, nu daarbij niet wordt voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor het ontstaan van een boedelvordering. Dat is slechts anders indien de schade is ontstaan door een handelen van de curator.
De Hoge Raad voegt hier nog wel aan toe dat dit niet betekent dat de ontruimingsverplichting na de beëindiging van de huurovereenkomst door de curator, geen boedelvordering kan zijn. Zoals de Hoge Raad in 2006 bepaalde, kan de verhuurder uit hoofde van zijn recht om het gehuurde leeg en ontruimd opgeleverd te krijgen, verlangen dat de curator de tot de boedel behorende zaken uit het gehuurde verwijdert in het geval dat de curator die huurovereenkomst heeft beëindigd. Deze verplichting rust op de curator (en niet de gefailleerde huurder) en is dan aan te merken als een boedelvordering.
Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.