Praktijkgebieden: Omgevingsrecht
In een recente uitspraak gaat de rechtbank Breda (inmiddels: rechtbank Zeeland-West-Brabant) in op de vraag of een bestuursorgaan vrij is om een omgevingsvergunning voor te bereiden met de uitgebreide procedure wanneer volgens de wet de reguliere procedure moet worden toegepast.
In casu werd enkel een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk om een woning uit te breiden. De uitbreiding was in strijd met het geldende bestemmingplan, waardoor de aanvraag tevens werd aangemerkt als een verzoek om verlening van een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingplan. Door het bestuursorgaan werd gekozen om toepassing te geven aan sub 3 van artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo, wat zou betekenen dat de uitgebreide procedure wordt gevolgd (artikel 3.10 eerste lid, aanhef en onder a. Wabo). Tegen de verleende omgevingsvergunning wordt beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt ambtshalve dat de gemeente ten onrechte sub 3 van artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo ten grondslag heeft gelegd aan de afwijking van het bestemmingsplan. Het pand is namelijk gelegen binnen de bebouwde kom. In het Besluit omgevingsrecht is opgenomen dat de verlening van een omgevingsvergunning voor een bijbehorend bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan binnen de bebouwde kom valt onder sub 2 van artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo. Dit is van belang omdat een aanvraag voor een omgevingsvergunning op basis van sub 2 van het genoemde artikel moet worden voorbereid met behulp van de reguliere procedure en dat in deze procedure het niet tijdig beslissen op een aanvraag kan leiden tot een omgevingsvergunning van rechtswege. Een aanvraag op basis van sub 3 van artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo wordt voorbereid met de uitgebreide procedure en op grond van artikel 3:10 lid 4 Algemene wet bestuursrecht is het in dat geval juist uitgesloten dat een vergunning van rechtswege ontstaat.
De rechtbank sluit aan bij de (indertijd) vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de verhouding tussen de artikelen 19, eerste, tweede en derde lid, van de inmiddels vervallen Wet op de Ruimtelijke Ordening. In de door de rechtbank aangehaalde uitspraak werd door de Afdeling geoordeeld dat uit de tekst van artikel 19, eerste lid, van de WRO (oud) viel af te leiden dat als op grond van artikel 19, tweede of derde lid, van de WRO vrijstelling kon worden verleend, vrijstelling uit hoofde van artikel 19, eerste lid, van de WRO niet aan de orde was.
Daarnaast stelt de rechtbank dat het in het onderhavige geval toepassen van de uitgebreide procedure mogelijkerwijs tot verwarring leidt en tot de onjuiste gedachte kan leiden dat met het volgen van de uitgebreide procedure valt te ontkomen aan de consequenties die aan het niet tijdig beslissen op aanvragen zijn verbonden.
Een bestuursorgaan kan in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd met het bestemmingsplan is dus niet de uitgebreide procedure toepassen, wanneer volgens de wet toepassing moet worden gegeven aan de reguliere procedure. Dit lijkt mij juist: als de wetgever een lichte procedure aanvaardbaar acht moet worden voorkomen dat een aanvrager desondanks met een zware procedure wordt geconfronteerd.
In dit geval werd geoordeeld dat de vergunning van rechtswege is verleend. De bekendmaking van het besluit werd door de rechtbank aangemerkt als de bekendmaking van het feit dat de gevraagde vergunning van rechtswege was verleend. Op verzoek van partijen werd het tijdig ingestelde beroep door de rechtbank aangemerkt als ontvankelijk rechtstreeks beroep. Daarbij wordt in overweging genomen dat door het volgen van de uitgebreide procedure omwonenden van het pand geen kansen zijn ontnomen om te betogen dat de aanvraag moest worden afgewezen. De rechtbank oordeelt dat aan de vergunning van rechtswege een motiveringsgebrek kleeft en vernietigt deze vergunning wegens strijd met artikel 3:46 Awb. Vervolgens voorziet de rechtbank zelf in de zaak. Zij overweegt dat in dit geval de gemeente bij het afwijken van het bestemmingsplan een ruime mate van beleidsvrijheid toekomt, en dat de rechtbank het gebruik van die vrijheid slechts terughoudend mag toetsen. De door de gemeente overgelegde rapportage waarin haar planologische en stedenbouwkundige visie is gemotiveerd met betrekking tot het betreffende pand vertonen naar het oordeel van de rechtbank geen ernstige gebreken, waarna zij overgaat tot het verlenen van de omgevingsvergunning.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.