Praktijkgebieden: Contracten
Retentierecht is de bevoegdheid die aan de schuldeiser toekomt om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. Een bekend voorbeeld hiervan is dat van de garagehouder die een auto heeft gerepareerd en vervolgens niet wordt betaald door zijn opdrachtgever. De garagehouder hoeft in dat geval de gerepareerde auto niet eerder terug te geven dan nadat de reparatiekosten zijn betaald.
Het retentierecht is beperkt tot zaken in de zin van stoffelijke voorwerpen. Dit kunnen zowel roerende als onroerende zaken betreffen. Tevens is retentierecht mogelijk op een bestandsdeel van een zaak, zoals een wiel van een auto.
Een schuldeiser kan alleen een retentierecht inroepen, indien hij houder van de zaak is, dus de zaak onder zich heeft. De schuldeiser hoeft de zaak niet rechtstreeks onder zich te hebben, hij mag hem ook bij een ander hebben ondergebracht. Daarbij kan gedacht worden aan de garagehouder die een auto tijdelijk bij een derde stalt.
Op de retentor (schuldeiser) rust een zorgplicht ten aanzien van de zaak die hij in zijn macht houdt. De mogelijke kosten die de schuldeiser maakt in verband met deze zorgplicht, worden mede gedekt door het retentierecht.
Het retentierecht voor aannemers is in eerste instantie een persoonlijk recht dat hij ten opzichte van de schuldenaar heeft. De retentor kan zijn ‘recht van terughouden’ echter ook inroepen tegen:
• Medeschuldeisers – De retentor kan het retentierecht ook tegen de overige schuldeisers van de schuldenaar inroepen. Het is daarbij niet van belang of de overige schuldeisers een vordering hebben die ouder dan wel jonger is dan het retentierecht van de retentor.
• Derden met een posterieur (later ontstaan) recht op de zaak – De schuldeiser kan zijn retentierecht inroepen tegen derden die een recht op de zaak hebben verkregen, nadat zijn vordering was ontstaan en de zaak in de macht van de schuldeiser was gekomen.
• Derden met een anterieur (ouder) recht op de zaak – Het retentierecht kan onder bepaalde omstandigheden ook worden ingeroepen tegen derden met een ouder recht op de zaak. De schuldeiser kan zijn retentierecht tegen derden met een ouder recht op de zaak onder andere inroepen indien de vordering van de retentor voortkomt uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan. Voorbeeld: Een huurder van een zaak geeft deze in reparatie en is vervolgens niet in staat de kosten van de reparatie te betalen. De reparateur zal dan de zaak niet willen teruggeven voordat de rekening is betaald. De eigenaar (verhuurder) zal in het onderhavige geval afgifte van de zaak vorderen. Of de reparateur de zaak onder zich mag houden zal met name afhangen van de bevoegdheden van de huurder ten opzichte van de zaak. Indien de huurder bevoegd was om de reparatie te laten uitvoeren, dan mag de schuldeiser de zaak in beginsel onder zich houden.
Het retentierecht eindigt zodra de zaak weer in de macht van de schuldenaar dan wel (als dat een andere is) de eigenaar komt.
Lees ook: retentierecht in de bouw
Tristan Vos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.