Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Onlangs deed de Hoge Raad een belangrijke uitspraak inzake de kwestie of een werkgever over mag gaan tot verrekening van een aan hem opgelegde naheffingsaanslag (door een fout van de werknemer) met het netto loon van de werknemer.
In casu ging het om een groepsleidster in dienst bij een zorgorganisatie die zorg biedt aan verstandelijk gehandicapten. Tussen werkgever en werkneemster gold een spaarloonregeling. Zoals bekend kan een werknemer door middel van een spaarloonregeling belastingvrij een deel van zijn brutoloon sparen. De spaarloonregeling is echter gebonden aan bepaalde (fiscale) voorwaarden: zo dient het spaarsaldo de eerste vier jaar te worden geblokkeerd en mag dit niet door de werknemer worden opgenomen. Een van de uitzonderingen hierop is dat over het spaarsaldo vrijelijk mag worden beschikt voor verwerving van een eigen woning die dient tot hoofdverblijf. Wordt in strijd gehandeld met het deze voorwaarden dan wordt het spaarsaldo alsnog als gewoon loon belast voor de wet op de Loonbelasting.
De werkneemster had zich niet aan deze voorwaarden gehouden door bewust het spaarsaldo te laten deblokkeren voor de koop van een recreatiewoning. Tijdens een controle van de belastingdienst bij de werkgever in 2001 kwam een en ander uit, waarop de belastingdienst in 2002 een naheffingsaanslag oplegde aan de werkgever. Deze diendetoen alsnog loonbelasting te betalen over het spaarsaldo, vermeerderd met heffingsrente. Op de loonbestanddelen werd de eindheffing toegepast en er werd gebruteerd tegen tarief van maar liefst 70,1%.
De werkgever vond het gezien de omstandigheden niet meer dan terecht dat zijn schade die door de werknemer was veroorzaakt, ook door deze zou worden gedragen, en besloot daarop over te gaan tot verrekening van het bedrag van de naheffing met het netto loon over de maanden augustus tot en met december 2002. De werkneemster verzette zich echter tegen de verrekening en stelde een loonvordering in.
Hoe onrechtvaardig misschien ook, de Hoge Raad stelde de werkneemster, anders dan de rechtbank en het Hof, in het gelijk. Waarom?
Een naheffing wordt opgelegd aan de werkgever, als inhoudingspichtige, indien er te weinig belasting is ingehouden. Indien een naheffing wordt opgelegd na gebleken onjuistheden, wordt deze in beginsel in de vorm van eindheffing geheven, en berekend naar het gebruteerde tabeltarief dat veel hoger is dan het normale enkelvoudige tarief. Dat houdt dus in dat de loonbelasting alleen wordt ingehouden bij de werkgever en niet bij de werknemer. Het uitgangspunt van eindheffing is dus dat de werknemer behoudt wat hij heeft.Dit wordt gedaan omdat de werkgever in de meeste gevallen het nageheven bedrag juridisch dan wel feitelijk niet meer kan verhalen op zijn werknemers. Ofwel omdat de (ex)werknemer onvindbaar is, ofwel omdat de fout bij de werkgever wordt geacht te liggen dat omdat hij zijn administratie niet op orde heeft.Er zijn echter situaties waarin verhaal wel mogelijk is, met name als de werkgever op basis van door de werknemer verstrekte onjuiste informatie te weinig inhoudt en de werknemer wist of had behoren te weten dat dit zou leiden tot te lage belastingbetaling. Indien zowel feitelijk als juridisch de mogelijkheid op verhaal op de werknemer, dan kan de werkgever aan de belastingdienst verzoeken de naheffing om te zetten naar een “gewone” naheffingsaanslag. Er wordt dan enkelvoudig tarief berekend en de naheffing kan verhaald worden op de werknemer.
Indien er dus een naheffing wordt opgelegd in de vorm van een eindheffing dient de werkgever te bepalen of de naheffingsaanslag te verhalen is op de werknemer. Is dat het geval dan dient hij de belastingdienst te verzoeken om de naheffing om te zetten van een eindheffing naar een “gewone” naheffingsaanslag. Alleen in dat geval kan worden overgegaan verhaal op de werknemer.
In dit geval heeft de werkgever, althans daar is in de beoordeling van uit gegaan, niet verzocht om de naheffingsaanslag om te zetten van een eindheffing naar een gewone naheffing. Desondanks ging de werkgever dus toch over tot verrekening met het netto loon. En dat, zo oordeelde de Hoge Raad mag dus niet. Laat de werkgever na om te verzoeken de naheffing om te zetten van eindheffing naar gewone naheffing tegen enkelvoudig tarief, dan is geen sprake was van onverschuldigd betaald loon dat kan worden verhaald (of verrekend). Hoewel formeel geen verbod bestaat dan is verhaal van de als eindheffing aan de werkgever opgelegde en voor hem eigen schuld opleverende naheffingsaanslag niet mogelijk.
Iets om rekening mee te houden als werkgever!
Fleur Costa Baiôa is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.