Praktijkgebieden: Bouwrecht
In vorige weblogs hebben we reeds gezien dat de aansprakelijkheid die voor de architect kan voortvloeien uit het schenden van zijn verplichtingen uit de DNR 2005 (nieuwe regeling: DNR 2011), toch beperkt kan zijn. Als de opdrachtgever namelijk in strijd handelt met zijn verplichtingen kan dit de aansprakelijkheid van de architect beperken, of kan deze aansprakelijkheid zelfs achterwege blijven. Zie onze bijdragen van 23 november 2005 en 28 september 2007.
Als er wel aansprakelijkheid is ontstaan door het handelen van de architect, wat is dan het gevolg? De DNR 2005 heeft regels opgenomen om de mate van aansprakelijkheid te beperken. Deze regels hebben betrekking op de soorten schade die voor vergoeding in aanmerking komen en geven een plafond ten aanzien van de voor vergoeding in aanmerking komende schade. Verder kent de DNR 2005 een aantal vervaltermijnen waardoor de duur van de aansprakelijkheid van de architect wordt beperkt.
Ten aanzien van de soorten schade komt alleen de directe schade die door de opdrachtgever is geleden, voor schadevergoeding in aanmerking. Wat hieronder wordt verstaan wordt niet in artikel 14 DNR 2005 omschreven. De DNR 2005 geeft wel aan welke schadeposten er niet onder vallen, zoals productieverlies en omzet- en winstderving. Een voorbeeld van directe schade is het deel dat opnieuw moet worden uitgevoerd omdat het advies fout was of een onvoorziene langere uitvoeringsduur van de opdracht, waardoor extra uitvoeringskosten moeten worden gemaakt.
De DNR 2005 bepaalt verder dat geen schadevergoedingsplicht bestaat voorzover de schade wordt gedekt door een bedrijfsverzekering. Meestal is dit een gebruikelijke CAR (Construction All Risk)-verzekering die dekking biedt voor beschadigingen aan het werk, die kunnen ontstaan tijdens de bouw.
De omvang van de schadevergoeding wordt bepaald in artikel 15 DNR 2005. Daarin staat dat de architect niet verder aansprakelijk is dan de hoogte van de aan hem verschuldigde advieskosten, met een maximum van 1 miljoen euro. Onder de advieskosten wordt verstaan het honorarium, de kosten voor toezicht houden en bijkomende kosten. Als de opdrachtgever een consument is en schade lijdt, geldt een andere regeling. In dat geval krijgt de consument al zijn schade vergoed tot aan dit maximumbedrag. Anders gezegd: als de schade meer is dan de advieskosten krijgt de consument de gehele schade vergoed. Deze consumentenregeling geldt alleen als de advieskosten een bedrag van 75.000 euro niet overschrijden.
Tot slot kent de DNR 2005 in artikel 16 een aantal vervaltermijnen. De algehele vervaltermijn is vijf jaar na beëindiging van de opdracht. De dag waarop de adviseur zijn einddeclaratie heeft verzonden geldt als de dag waarop de opdracht is geëindigd. Anders dan verjaringstermijnen kunnen de vervaltermijnen niet worden gestuit, d.w.z. de termijnen kunnen niet verlengd worden. Een procedure voor schade dient binnen die termijn van vijf jaar aanhangig worden gemaakt en anders vervalt het recht van de opdrachtgever om schadevergoeding te vorderen van de adviseur.
Het vorderingsrecht van de opdrachtgever vervalt ook als de opdrachtgever niet met bekwame spoed nadat hij een tekortkoming heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de adviseur schriftelijk in gebreke stelt. Hoeveel tijd een opdrachtgever heeft hangt af van de omstandigheden van het geval, maar onder bekwame spoed wordt eerder een termijn van weken dan maanden verstaan.
Het laatste geval waarin de opdrachtgever zijn recht tot het instellen van een vordering verliest, is de vervaltermijn van twee jaar na het versturen van de ingebrekestelling. Deze termijn moet vooral goed in de gaten worden gehouden, omdat na ontdekking van gebreken vaak discussie ontstaat over de mate van aansprakelijkheid en de omvang van de schade. Ook zal de verzekering erbij betrokken moeten worden, die vaak een expert onderzoek wil laten doen naar de problematiek. Dat onderzoek neemt vaak veel tijd in beslag. Als deze discussie niet wordt afgerond binnen die twee jaar, zal de opdrachtgever toch ter behoud van zijn rechten een procedure formeel aanhangig moeten maken.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.