Praktijkgebieden: Ondernemingsrecht
De Wet bodembescherming stelt nu nog als uitgangspunt dat alle verontreiniging moet worden verwijderd. En omdat de mogelijkheden voor deelsanering onder het huidige regime zeer beperkt zijn, leidt dit al snel tot kostbare en omvangrijke saneringsprojecten die wellicht niet in verhouding staan tot het beoogde bouwplan. In de praktijk werden daarom verschillende initiatieven genomen om tot oplossingen te komen die gericht zijn op het gebruik van de grond en leiden tot kostenbeheersing.
De Wet bodembescherming zal in aansluiting op die initiatieven worden aangepast. In de gewijzigde wet zal blijkens het wetsvoorstel tot uitdrukking komen dat de sanering niet langer is gericht op multifunctionaliteit (verwijderen van alle vervuilde grond zodat alle gebruiksfuncties mogelijk zijn), maar functiegerichte sanering waarbij de sanering zodanig wordt uitgevoerd dat de grond tenminste geschikt wordt voor het gebruik erna. Dit klinkt overigens wel iets eenvoudiger dan het is, zo zal er wel een zogenoemd nazorgplan moeten worden opgesteld waarin tot uitdrukking komt welke maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem na de sanering van toepassing zullen zijn. Wordt het gebruik van de bodem teveel beperkt door de functiegerichte sanering, dan zal de sanering toch op ruimere schaal moeten plaatsvinden.
Omdat de sanering niet langer is gericht op alle gebruiksmogelijkheden, zal het in de toekomst bij verwerving of ontwikkeling van de grond van belang zijn om na te gaan met het oog op welk gebruik de grond ooit is gesaneerd. Sanering betekent immers niet langer dat alle vervuiling is verwijderd.
Op basis van de wet zal voorts een besluit worden opgesteld waarin is neergelegd voor welke eenvoudige saneringen van korte duur niet langer een saneringsplan nodig is (die moet worden goedgekeurd), maar kan worden volstaan met een melding. Dit kan tot een aanzienlijke bespoediging van procedures leiden, onder meer omdat hierdoor eerder wordt toegekomen aan de verlening van een bouwvergunning.
Tot slot kan het voor diegenen die onder de huidige wet een (urgentie)beschikking (o.b.v. artikel 37) ontvingen, interessant zijn om na te gaan of zij in aanmerking komen voor een gewijzigde beschikking op basis van de nieuwe wet. Het overgangsrecht voorziet in de mogelijkheid om binnen een bepaalde termijn een dergelijk verzoek in te dienen. Omdat er onder het huidige regime vanuit wordt gegaan dat ooit volledige sanering moet plaatsvinden, kan dat gelet op koerswijziging van de nieuwe wet wel eens de moeite waard zijn.
Het wetsvoorstel ligt op dit moment nog bij de Eerste Kamer. Op de website van overheid.nl kunnen de kamerstukken onder nummer 29 462 worden ingezien.
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied handel- en ondernemingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.