Praktijkgebieden: Bestuursrecht
In artikel 3.4, lid 1, van de Erfgoedwet wordt bepaald dat Onze Minister ambtshalve wijzigingen kan aanbrengen in het rijksmonumentenregister. Is het mogelijk om in rechte op te komen tegen de weigering van een verzoek om de bescherming van uw monument op te heffen? De ABRvS oordeelde in deze interessante uitspraak (ECLI:NL:RVS:2024:1508) dat tegen zo’n besluit toch een ontvankelijk bezwaar kon worden ingediend en heeft hierbij uitdrukkelijk afstand genomen van een eerdere lijn. In deze blog wordt eerst het besluitbegrip uitgewerkt om de relevantie van de uitspraak in een juiste context te plaatsen. Vervolgens zal de uitspraak zelf inhoudelijk worden beschouwd.
Een van de voorwaarden om een inhoudelijk oordeel van de bestuursrechter over een bepaalde kwestie te krijgen is dat het onderwerp van geschil een besluit betreft in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onder een besluit wordt in dit wetsartikel verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Besluiten kunnen van algemene strekking zijn, in welk geval rechtsbescherming vaak is uitgesloten. Ook kunnen besluiten een individueel karakter hebben en op aanvraag worden genomen. De laatste soort besluiten worden aangemerkt als beschikkingen. Hiertegen staan doorgaans wel rechtsmiddelen open, mits rechtszoekende ook belanghebbende (in de zin van artikel 1:2 van de Awb) is bij dit besluit. Onder aanvraag wordt namelijk verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Ook de afwijzing van een aanvraag wordt op grond van artikel 1:3 van de Awb aangemerkt als een beschikking. Voor besluiten in het algemeen geldt nog dat een weigering tot het nemen van een besluit ook wordt gelijkgesteld aan een besluit (artikel 6:2 van de Awb). Het is dus ook mogelijk om juist tegen afwijzende besluiten of het weigeren van het nemen van een besluit in rechte op te komen bij de bestuursrechter. Is het onderwerp van geschil met de overheid geen besluit dan staat de gang naar de burgerlijke rechter open.
In deze casus ging het om een schriftelijk verzoek gericht aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (de minister) om een specifiek monument uit het Rijksmonumentenregister te schrappen. De minister besloot het verzoek af te wijzen en deed hiervan schriftelijke mededeling in een brief. Tegen deze brief werd bezwaar aangetekend door verzoeker. Dit bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard, omdat de afwijzing enkel een informatieve brief betrof en geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Hiertoe werd overwogen dat de minister op grond van artikel 3.4 van de Erfgoedwet alleen ambtshalve wijzigingen kan aanbrengen in het Rijksmonumentenregister. Er bestond dus geen wettelijke mogelijkheid om aanvragen hiertoe in te dienen, waardoor het verzoek ook niet als aanvraag kon worden aangemerkt. De schriftelijke mededeling was hiermee dan ook geen beslissing op een aanvraag.
De bestuursrechter in eerste instantie bevestigde het door de minister ingenomen standpunt in zijn uitspraak van 20 december 2022 (niet gepubliceerd) en verklaarde het beroep van verzoeker ongegrond.
De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en overweegt hiertoe als volgt. Volgens de Afdeling volgt uit de systematiek van de Awb dat indien een ambtshalve beslissing om het register te wijzigen een beschikking is, het verzoek van een belanghebbende om een zodanige beschikking te nemen een aanvraag is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De afwijzing van de aanvraag is hiermee ook een beschikking. De ambtshalve wijziging van het Rijksmonumentenregister is een ambtshalve besluit waartegen wel kan worden opgekomen bij de bestuursrechter. Als de afwijzing van een verzoek tot wijziging niet wordt aangemerkt als een besluit op een aanvraag, dan staat tegen de weigering alleen de gang naar de burgerlijke rechter open. Dit vindt de Afdeling onwenselijk.
Hiermee laat de Afdeling een eerder ingezette lijn los ten gunste van rechtszoekenden. In een eerdere uitspraak (30 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3040) kwam de Afdeling namelijk tot een andere uitkomst. In die uitspraak sloot de Afdeling juist aan bij de wetsgeschiedenis van de Monumentenwet waarin de wetgever juist uitdrukkelijk had overwogen dat er geen aanvragen meer kon worden ingediend tot aanwijzing van een monument. Verzoeken en suggesties zouden in behandeling worden genomen (op grond van artikel 5 van de Grondwet), maar zonder hierop met een besluit in de zin van de Awb te reageren.
Met de hier besproken uitspraak wordt de bestuursrechtelijke rechtsbescherming onder verwijzing naar de systematiek van de Awb ‘opgerekt’ naar de afwijzing van een verzoek om een besluit te nemen, ook als de mogelijkheid van het indienen van een aanvraag wettelijk gezien niet wordt geboden. L.M. Koenraad signaleert in zijn noot bij deze uitspraak (AB 2024/163) terecht dat de oude lijn op gespannen voet stond met de absolute en dwingende formulering van artikel 5 van de Grondwet, waarin het recht op indiening van een verzoek bij het bevoegd gezag om gebruikmaking van een publiekrechtelijke bevoegdheid is verankerd.
Niet uitgesloten is verder dat deze lijn niet alleen consequenties heeft voor andere ambtshalve besluiten dan wijzigingen van het Rijksmonumentenregister. De strekking van de uitspraak is immers dat de systematiek van artikel 1:3 van de Awb als zodanig de bedoeling van de wetgever om de aanvraagprocedure te omzeilen via een ambtshalve bevoegdheid kan doorkruisen. Een interessante ontwikkeling dus.
Vragen over monumentaal erfgoed of bestuursprocesrecht? Neem contact op met onze bestuursrechtexperts.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.