Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Schaarse rechten
Eerder schreven wij dat publieke middelen op grote schaal via subsidies worden verdeeld. Een voorbeeld van een dergelijke subsidie is de subsidie voor Maatschappelijke Diensttijd (MDT). Deze subsidie biedt ondersteuning aan maatschappelijke organisaties en bekostigt onderwijsinstellingen om projecten te realiseren die bijdragen aan de ontwikkeling van jongeren. Gelet op de voornemens van het huidige kabinet om de stekker uit de maatschappelijke diensttijd te trekken, is deze subsidieregeling nu extra relevant geworden.
Het indienen van een subsidieaanvraag kan complex zijn. De aanvrager moet namelijk een groot aantal stukken indienen om aan te tonen dat aan de gestelde voorwaarden voor het in behandeling nemen van de aanvraag wordt voldaan; denk aan diverse financiële stukken, prognoses en verslagen. Daarbij is niet altijd duidelijk welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt c.q. overgelegd. Dit terwijl de verantwoordelijkheid voor een correcte en tijdige aanvraag wél volledig bij de aanvrager ligt.
Een bijzonder aandachtpunt in dit kader is artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel bepaalt dat een bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien sprake is van een onvolledige aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Een aanvraag kan met andere woorden niet zomaar buiten behandeling worden gelaten. Eerst moet een bestuursorgaan de aanvrager in de gelegenheid stellen om de onvolledige aanvraag aan te vullen. De aanvrager moet dus de kans krijgen om zijn aanvraag binnen een korte termijn aan te vullen.
Voor de vraag wanneer zo een buiten behandelingstelling is toegestaan, is onder meer van belang welke documenten moeten worden verstrekt om de aanvraag in behandeling te nemen. Voor de beantwoording van deze vraag is het wettelijk kader van belang dat op een subsidieaanvraag van toepassing is. Hierop is onder andere de algemene regeling van afdeling 4.1.1 Awb van toepassing. Deze regeling is in beginsel van toepassing op de indiening en afhandeling van alle aanvragen om een beschikking.
Uit artikel 4:1 en 4:2 eerste lid Awb volgt dat een aanvraag in beginsel schriftelijk bij het bevoegde bestuursorgaan wordt ingediend, wordt ondertekend en ten minste de naam en het adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt aangevraagd bevat. Op grond van het bepaalde in artikel 4:2, tweede lid, Awb dient de aanvrager voorts de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Als het gaat om subsidieaanvragen op basis van een wettelijke grondslag, zal doorgaans uit de bijzondere subsidieregeling volgen welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt c.q. overgelegd. In het kader van de MDT is die bijzondere subsidieregeling de ‘Subsidieregeling Maatschappelijke Diensttijd MDT’. Hieruit volgt bijvoorbeeld dat bij een aanvraag ook een cofinancieringsverklaring en een samenwerkingsovereenkomst moet worden ingediend.
Als bij de aanvraag geen gegevens of documenten worden overgelegd c.q. verstrekt die op basis van afdeling 4.1.1 van de Awb, dan wel de bijzondere subsidieregeling wel hadden moeten worden verstrekt en het bestuursorgaan de aanvrager de gelegenheid heeft gesteld de aanvraag binnen een redelijke termijn aan te vullen, maar de aanvrager dit niet tijdig of correct heeft gedaan, kan het bestuursorgaan de aanvraag niet in behandeling nemen.
Wij zien in de praktijk dat het niet altijd duidelijk is welke gegevens en bescheiden moeten worden verstrekt c.q. overgelegd. Dit komt mede doordat bestuursorganen in de praktijk om informatie verzoeken die volgens de wet of de bijzondere subsidieregeling voor het in behandeling nemen van de aanvraag niet verplicht is gesteld. Dit terwijl het niet de bedoeling is om zomaar aanvullende documenten/informatie te verzoeken, zonder dat hiertoe een plicht bestaat uit wet- of regelgeving, bijvoorbeeld gelet op het rechtszekerheidsbeginsel. De aanvrager moet wel weten waar hij of zij aan toe is in dit kader.
Als een aanvrager besluit bepaalde niet-verplichte documenten niet te verstrekken, kan het bestuursorgaan de aanvraag niet zomaar buiten behandeling stellen. Dit zou in strijd kunnen zijn met de regels van afdeling 4.1.1 van de Awb en de specifieke subsidieregeling. Ook wanneer de fout aan de kant van het bestuursorgaan ligt, bijvoorbeeld door het zoekraken of over het hoofd zien van ingediende documenten/informatie, mag dit niet ten laste van de aanvrager komen. Ook in deze gevallen kan de aanvraag dus niet zomaar buiten behandeling worden gesteld.
Houd er als aanvrager rekening mee dat een buiten behandelingstelling ook kan voortvloeien uit een fout gemaakt door het bestuursorgaan. Om die reden is het belangrijk om na te gaan of de buiten behandelingstelling terecht is. Als een aanvraag conform de vereisten zoals gesteld in de wet en de bijzondere subsidieregeling is ingediend, kan tegen een buiten behandelingstelling bezwaar worden ingesteld. Als de buiten behandelingstelling ten onrechte is geweest en alle vereiste informatie al is ingediend, kan dit zelfs reden geven om in de (bezwaar)procedure een positief subsidiebesluit te krijgen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.