Praktijkgebieden: Vastgoed
Nederland staat voor een forse woningbouwopgave: in 2030 moeten ruim 900.000 nieuwe woningen gerealiseerd zijn. De bouwproductie moet dus aanzienlijk worden verhoogd. De huidige ontwikkeltijd van initiatief tot start bouw bedraagt gemiddeld tien jaar. Demissionair minister De Jonge van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft op 19 januari 2023 een Plan van aanpak gepubliceerd voor het versnellen van de processen en procedures voor de realisatie van nieuwbouwwoningen. Een van de onderwerpen van het plan van aanpak is het aanpassen van wet- en regelgeving. Om dit te bereiken heeft minister De Jonge het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting in consultatie gebracht. Het wetsvoorstel regelt wijziging van verschillende wetten: de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en ook de Omgevingswet. De verwachte datum inwerkingtreding was 1 januari 2024, maar dat gaat vanzelfsprekend niet meer gehaald worden.
De wet moet er voor zorgen dat overheden het juiste gereedschap hebben om nu en in de toekomst te sturen op hoeveel, waar en voor wie gebouwd wordt. Wij bespraken eerder een aantal onderwerpen uit het wetsvoorstel. Zo is het voornemen om 40 procent van de nieuwbouw in de categorie betaalbare koop en middenhuur te laten vallen, krijgen overheden meer grip op hoeveel woningen en waar wordt gebouwd, worden procedures versneld door beroep in eerste en enige aanleg bij Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zou een urgentieregeling in Huisvestingsverordeningen verplicht worden, zou aan de Omgevingswet een verplichting om Volkshuisvestinsprogramma’s vast te stellen en een definitie van ‘participatie’ worden toegevoegd.
Op 27 november 2023 is het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van 22 november jl. gepubliceerd.
De Raad van State is in het advies met name kritisch over de regels die in het wetsvoorstel zijn opgenomen omtrent de versnelling van de beroepsprocedure. Het voorstel regelt dat de Afdeling bestuursrechtspraak beroepen tegen projectbesluiten, besluiten ter uitvoering van een projectbesluit en goedkeuringsbesluiten versneld behandelt. Het voorstel biedt verder een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur besluiten aan te wijzen, waarvoor de regels voor de versnelde behandeling van beroepen ook gaan gelden. Het moet daarbij gaan om besluiten waarvan de versnelde uitvoering gewenst is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen. Beroepen tegen al deze aangewezen besluiten worden bovendien niet langer in twee instanties (beroep bij de rechtbank en hoger beroep bij de Afdeling), maar in eerste en enige aanleg door de Afdeling versneld behandeld.
De Raad van State is van mening dat die regels niet thuishoren in het wetsvoorstel, omdat ze niet zijn gericht op de versterking van de regie van gezamenlijke overheden op de volkshuisvesting. Ook vervalt het beroep in twee instanties en doet de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak in eerste en enige aanleg. Daarnaast vervalt de mogelijkheid tot het indienen van pro forma beroepschriften. Dit zijn belangrijke beperkingen in het beroepsrecht van belanghebbenden. In het advies stelt de Raad van State: “Als de regering het direct en versneld procederen bij de Afdeling bestuursrechtspraak wil doorzetten, zal zij dit moeten regelen in een apart wetsvoorstel. Maar daarbij moet de regering wel de noodzaak en haalbaarheid onderbouwen en maatregelen treffen die de bestuursrechter in staat stelt rechtszaken sneller te behandelen.” Met een afsplitsing van dit deel van het wetsvoorstel kunnen beide Kamers deze regeling ook op de eigen merites beoordelen, zonder dat deze beoordeling wordt beïnvloed door de overige delen van het wetsvoorstel.
Op de overige punten die het wetsvoorstel regelt is de Raad van State opmerkelijk kort.
De expliciete opdracht om in een omgevingsvisie aandacht te besteden aan het belang van voldoende woongelegenheid wordt in het advies uitgelicht. De Raad van State signaleert dat dit afwijkt af van de systematiek van de Omgevingswet en behelst het risico dat het integrale karakter van de omgevingsvisie wordt aangetast. Uitgangspunt van de Omgevingswet is dat voor omgevingsvisies geen inhouds- en vormvereisten worden voorgeschreven. Met de voorgestelde expliciete opdracht om in een omgevingsvisie aandacht te besteden aan het belang van voldoende woongelegenheid wordt een inhoudelijk vereiste aan de omgevingsvisie gesteld. Het is de Afdeling niet duidelijk hoe dit zich verhoudt het uitgangspunt dat aan de omgevingsvisie geen vorm- en inhoudsvereisten worden gesteld en waarom dit nodig is.
De werkgebieden van de woningcorporaties zijn in 2016 ingevoerd om te zorgen voor een sterkere lokale binding van woningcorporaties en het bevorderen van overleg tussen de woningcorporaties en de gemeenten in die regionale woningmarkt over de uitvoering van de daarin bestaande volkshuisvestingsopgaven. In het advies wordt aandacht gevraagd voor de waarborgen om met het vergroten van het werkgebied van woningcorporaties de lokale binding van die woningcorporaties te verzekeren.
De Afdeling vraagt zich in het advies af hoe de toevoeging van zorg- en ondersteuningsbehoefte van de aandachtsgroepen aan het volkshuisvestingsprogramma past bij de versterking van de regie op de volkshuisvesting. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 is gericht op het bieden van passende zorg. Het voorstel is gericht op verbetering van de regie van de volkshuisvesting.
De Raad van State adviseert het voorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen, tenzij het is aangepast. Die aanpassing moet zien op de afsplitsing van de voorgestelde regeling voor versnelde behandeling van beroepsprocedures in een afzonderlijk wetsvoorstel. De overige punten waarop de Raad van State kritiek heeft, worden aanpasbaar geacht binnen het huidige wetsvoorstel. Het is nu afwachten wat het ministerie, en natuurlijk op termijn een nieuw Kabinet, zal gaan doen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.