Praktijkgebieden: Bestuursrecht, Ruimtelijke ordening
Eerder blogden wij dat het ontwerp Koninklijk Besluit aan de Eerste en Tweede Kamer werd aangeboden met daarin de inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet: 1 januari 2022. Nadat de Omgevingswet op 2 februari per ongeluk controversieel werd verklaard, is hij op 9 februari weer niet controversieel verklaard. Zoals kantoorgenote Nicky Loekemeijer al schreef blijft het echter nog wel de vraag of de inwerkingtredingsdatum van 1 januari gehaald zou worden. Deze aarzeling blijkt niet onterecht, zo blijkt uit de Kamerbrief van minister Ollongren over de voortgang van de Omgevingswet van 23 april 2021.
Minister Ollongren schrijft dat al haar bestuurlijke partners nog steeds pal achter de bedoeling van de Omgevingswet staan. Maar, om aan alle vijf de minimale eisen voor inwerkingtreding te voldoen, moeten alle ketens werken. De landelijke voorziening moet de functionaliteiten leveren die nodig zijn en de lokale systemen van de softwareleveranciers moeten opgeleverd, ingericht en aangesloten zijn. Tevens moeten alle nodige organisatieprocessen en samenwerkingsafspraken daaromheen zijn ingericht en vastgelegd. Tijdens het bestuurlijk overleg op 21 april 2021 is geconstateerd dat het nu te vroeg is om tot een gedegen besluitvorming te komen over de inwerkingtreding per 1 januari 2022 en de mogelijke inzet en effectiviteit van tijdelijke alternatieve maatregelen daarin. De komende weken worden gebruikt om te bezien of de huidige planning met de inzet van tijdelijke alternatieve maatregelen in voldoende mate kan bijdragen aan een verantwoorde inwerkingtreding van de Omgevingswet op de beoogde startdatum van 1 januari 2022.
Zoals gezegd zijn er vijf minimale eisen voor inwerkingtreding. Dit zijn:
Kort gezegd zitten de grootste problemen in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Zo is het onduidelijk of de omgevingsverordeningen van de provincies op tijd in de DSO kunnen worden gepubliceerd. Daarnaast moeten gemeenten bij de invoering van de Omgevingswet meteen kunnen starten met het wijzigingen van omgevingsplannen. Ook hiervoor is de software nog niet gereed. Tot slot is het onduidelijk of alle bevoegde gezagen op tijd zijn aangesloten op het DSO om vergunningen en meldingen te kunnen ontvangen.
De wet- en regelgeving van het stelsel van de Omgevingswet is inhoudelijk afgerond. Recent is de Aanvullingsregeling geluid Omgevingswet gepubliceerd en is het Besluit elektronische publicaties in het Staatsblad verschenen dat het Omgevingsbesluit aanpast. Dit was de laatste AMvB die nodig was om het stelsel van de Omgevingswet in werking te kunnen laten treden. De oorzaak van het mogelijke uitstel is dus niet gelegen in het inhoudelijke deel, maar in het uitvoerende deel.
Volgens minister Ollongren is er ontzettend veel werk gedaan, maar zijn we er nog niet helemaal. De huidige feiten overtuigen nu nog onvoldoende dat de beoogde startdatum voldoende garanties biedt voor een goede start. De komende tijd wordt gekeken naar de stand van zaken bij de landelijke voorzieningen, naar de voortgang en planning van de aansluitingen en naar de werkende ketens bij de bevoegd gezagen. Volgens minister Ollongren worden ook andere planning opties overwogen, waarbij zij denkt aan opties als inwerkingtreding op 1 april 2022 en 1 juli 2022. Haar doel is om hier zo spoedig mogelijk duidelijkheid over te geven.
Wij volgen de ontwikkelingen met betrekking tot de Omgevingswet nauwgezet. Wilt u op de hoogte blijven van het verdere vervolg? Abonneer u dan kosteloos op onze nieuwsbrief en neem gerust contact op bij vragen.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.