Praktijkgebieden:
Eerder blogden wij over de uitspraak van de voorzieningenrechter waarmee een einde werd gemaakt aan de avondklok. De voorzieningenrechter was van mening dat een zwaarwegende maatregel als de avondklok onder de gegeven omstandigheden niet via de gekozen wettelijke grondslag (de wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag; ook wel Wbbbg) had mogen worden ingevoerd. De staat ging hiertegen in hoger beroep. Op incidentele vordering van de Staat werd de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de uitspraak van de voorzieningenrechter dezelfde dag nog geschorst, zodat de avondklok hangende de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep in stand bleef. De inhoudelijke behandeling van het beroep diende op 19 februari 2021 en op 26 februari 2021 volgde de uitspraak van het hof: de avondklok mocht wel worden gebaseerd op de gekozen wettelijke grondslag en het vonnis van de voorzieningenrechter werd vernietigd.
Deze zaak ging in hoger beroep kort gezegd om de vraag of de avondklok moet worden opgeheven, zoals de voorzieningenrechter in het vonnis heeft gedaan. Volgens Viruswaarheid heeft de staat een ondeugdelijke wettelijke grondslag gekozen voor de avondklok. Bovendien worden volgens Viruswaarheid door de invoering van de avondklok diverse mensenrechten geschonden, zonder dat daar een voldoende rechtvaardiging voor is.
Hof toetst terughoudend
Volgens het hof vergt de vraag welke maatregelen moeten worden getroffen ter bestrijding van de coronacrisis en of die maatregelen proportioneel en subsidiair zijn primair een politieke afweging. De civiele rechter – en zeker de rechter in kort geding – dient zich volgens het hof daarom terughoudend op te stellen bij de beoordeling van de keuzes die de staat binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid maakt. Alleen als evident is dat de staat onjuiste keuzes maakt en de staat dus in redelijkheid niet voor het gevoerde beleid heeft kunnen kiezen, of wanneer de staat een bevoegdheid aanwendt zonder dat daarvoor in de gegeven omstandigheden een wettelijke grondslag bestaat, is plaats voor rechtelijk ingrijpen aldus het hof. De rechtelijke macht dient dus volgens het hof zeer terughoudend te toetsen.
Buitengewone omstandigheden die de invoering van de avondklok noodzakelijk maken
Volgens het hof is in deze procedure de vraag aan de orde of er sprake is van buitengewone omstandigheden die invoering van de avondklok noodzakelijk maken. Naar het oordeel van het hof is zonder meer duidelijk dat er sprake is van buitengewone omstandigheden. Tevens heeft de staat naar de mening van het hof in redelijkheid kunnen oordelen dat deze buitengewone omstandigheden de invoering van de avondklok noodzakelijk maken. Waar de voorzieningenrechter nog oordeelde dat de Wbbbg slechts bedoeld is voor situaties die letterlijk geen enkel uitstel kunnen dulden, zoals een onverwachte dijkdoorbraak, is het hof van oordeel dat de Wbbbg ook in onderhavig geval kan worden toegepast. De geformuleerde ‘lat’ ligt te hoog en volgt ook niet uit de wet of de wetsgeschiedenis, aldus het hof.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Volgens het hof dienen uiteraard de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit bij de daadwerkelijke inzet van de Wbbbg wel in acht te worden genomen. Niet in geschil is dat met de invoering van de avondklok diverse grondrechten worden beperkt, die onder meer zijn verankerd in internationale verdragen. Een inperking van de grondrechten zijn mogelijk voor zover deze (i) een legitiem doel dient, (ii) bij wet is voorzien en (iii) noodzakelijk is in een democratische samenleving. In dat laatste criterium ligt besloten dat de inperking van de grondrechten proportioneel moet zijn en dat er geen andere (lichtere) middelen beschikbaar zijn om het beoogde doel te verwezenlijken. De staat heeft hierbij een grote beoordelingsvrijheid. Volgens het hof staat vast dat de inperking een legitiem doel dient en is voorzien bij wet. Tevens is het hof van oordeel dat de staat voldoende overtuigend heeft aangevoerd dat de maatregel ook proportioneel is.
Conclusie
De conclusie is dat het vonnis van de voorzieningenrechter wordt vernietigd. De staat heeft bij de invoering van de avondklok volgens het hof gebruik mogen maken van de separate noodbevoegdheid in de Wbbbg en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn daarbij niet uit het oog verloren.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.