Praktijkgebieden:
Vandaag, 24 april 2020, is de Tijdelijke wet COVID-19 inwerking getreden. Eerder stipten wij de civielrechtelijke onderwerpen van deze wet al aan en ook schreven wij al over de wijzigingen in de Tijdelijke wet COVID-19 ten aanzien van de VvE vergadering. In deze blog wordt de in de Tijdelijke wet COVID-19 opgenomen mogelijkheid om de noodverordeningen bestuursrechtelijk te handhaven besproken.
Eerder schreven wij al dat de op dit moment geldende maatregelen om de coronacrisis te bestrijden zijn verwerkt in 25 noodverordeningen van verschillende veiligheidsregio’s. In deze noodverordeningen zijn onder andere de maatregelen opgenomen dat geen evenementen mogen plaatsvinden waarbij meer dan 100 mensen gelijktijdig samenkomen, de sluiting van restaurants en cafés, sportaccommodaties, etc. Tot op heden was echter nog niet de bestuursrechtelijke handhaving van deze noodverordeningen geregeld. Het was wel mogelijk om de noodverordening strafrechtelijk te handhaven, door op grond van artikel 443 Wetboek van Strafrecht boetes uit te delen. Maar bijvoorbeeld het direct een restaurant sluiten behoorde nog niet tot de mogelijkheden, daar is een bevoegdheid tot bestuursrechtelijke handhaving voor nodig.
Artikel 39 Wet veiligheidsregio’s bepaalt dat in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis uitsluitend de voorzitter van de veiligheidsregio de bevoegdheid ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten heeft. In artikel 125 Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert. In artikel 39 Wet veiligheidsregio’s staat welke bevoegdheden de voorzitter van de veiligheidsregio heeft. In dit artikel wordt voor de bevoegdheden van de voorzitter naar veel artikelen van de Gemeentewet verwezen, maar niet naar artikel 125 Gemeentewet. De voorzitter van de veiligheidsregio kan dus niet bestuursrechtelijk handhaven, maar de burgemeesters ook niet. Bestuursrechtelijk handhaven van de noodverordeningen was dus nog niet mogelijk.
Om het hiervoor besproken probleem te verhelpen wordt het met artikel 34 van de Tijdelijke wet COVID-19 voor de voorzitter van de veiligheidsregio mogelijk om een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom op te leggen bij de handhaving van de regels die hij in zijn hoedanigheid uitvoert. Een mogelijke vorm van handhaving door middel van bestuursdwang is bijvoorbeeld de onmiddellijke sluiting van een kroeg. Door het opleggen van een dwangsom kan het bevoegd gezag eisen dat een restaurant zijn deuren sluit, of anders zal per tijdseenheid (bijvoorbeeld één dag) een dwangsom verbeurd raken die het restaurant moet betalen als uiteindelijk niet tot sluiting is overgegaan.
Het is voor de voorzitter van de veiligheidsregio ook mogelijk om de bevoegdheid tot het bestuursrechtelijk handhaven te mandateren (dit is de bevoegdheid om een ander een besluit in naam van het bevoegde orgaan te laten nemen). Deze bevoegdheid is niet onbegrensd, mandateren is bijvoorbeeld niet mogelijk indien de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet. De voorzitter kan bijvoorbeeld deze bevoegdheid mandateren aan de burgemeester, op deze manier kan de burgemeester de noodverordening handhaven. De voorzitter is wel uiteindelijk de verantwoordelijke, ook als de burgemeester in zijn naam het besluit heeft genomen.
De spoedwet geldt in beginsel tot 1 september 2020. Het is blijkens de memorie van toelichting overigens de bedoeling dat het hiervoor besproken artikel van de Tijdelijke Wet COVID-19 permanent in de Wet veiligheidsregio’s wordt opgenomen.
Marcel Beekman is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied column.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.