Praktijkgebieden: Omgevingsrecht, Ruimtelijke ordening
In een tweetal uitspraken van 29 mei 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nieuwe kaders gesteld als het gaat om de uitstoot van stikstof bij vergunningverlening. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen zal mee moeten worden gewogen in hoeverre er sprake is van significante gevolgen voor omliggende natuur, zo stelt de Afdeling in de eerste uitspraak. Verder mag Het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS) niet als basis voor het verlenen van een vergunning worden gebruikt, zo heeft de Afdeling in de tweede uitspraak bepaald.
Tot op heden was het mogelijk om op basis van de PAS vooruit te lopen op positieve maatregelen ter bescherming van de natuur en daarom al toestemming te geven voor activiteiten die juist schadelijk zouden zijn. Met de toekomstige positieve maatregelen zou de reeds vergunde negatieve activiteit (het uitstoten van stikstof) immers op termijn gecompenseerd worden. In de meeste gevallen gaat het om veehouderijen of infrastructurele werken welke de nodige stikstof uitstoot als gevolg hebben. Met de recente uitspraak van de Afdeling is een dergelijke vergunning die anticipeert op positieve maatregelen niet langer mogelijk.
Omdat de Afdeling zo haar twijfels had over de rechtmatigheid van deze werkwijze stelde zij in 2017 prejudiciële vragen aan het Europese Hof, waarbij het met name ging over de consistentie met de voorwaarden in de Europese Habitatrichtlijn. Eind vorig jaar kwam het Hof met haar beantwoording, waarin werd overwogen dat positieve gevolgen vooraf vast moeten staan en pas in dat geval kan de activiteit met de negatieve worden toegestaan. De vergunningen voor de veehouderijen welke aan de orde waren in de uitspraak van 29 mei 2019 blijven niet in stand, omdat zij middels de PAS-regeling waren verleend.
Behalve over de vergunningen van een aantal veehouderijen doet de Afdeling ook uitspraak inzake handhavend optreden tegen het weiden van vee en het bemesten van grond door vier verschillende agrarische bedrijven. Deze activiteit zou dusdanig veel uitstoot van stikstof veroorzaken, dat zij negatieve gevolgen kan hebben voor de natuurwaarden van Natura 2000 gebieden. Deze activiteiten zijn uitgezonderd zijn van vergunningplicht, maar de verzoekers om handhaving stellen dat de betreffende regeling in strijd is met de Habitatrichtlijn. In de eerder genoemde beantwoording van prejudiciële vragen door het Europese Hof, is zij ook ingegaan op deze vraag. Het categoraal uitzonderen van activiteiten van de vergunningplicht is volgens het Hof slechts mogelijk als op grond van objectieve omstandigheden met zekerheid kan worden uitgesloten dat die projecten afzonderlijk of in combinatie met andere projecten significante gevolgen kunnen hebben voor een of meer Natura 2000-gebieden. Het bemesten van grond en het weiden van vee heeft wel degelijk gevolgen en kan dus niet categoraal uitgezonderd worden volgens het Hof. Het vergunningsvrij toestaan van deze activiteiten is dus in strijd met de Habitatrichtlijn.
De verwachting is dat op basis van de bovengenoemde uitspraken, herhaaldelijk de vraag zal worden gesteld in hoeverre activiteiten deze toets kunnen doorstaan. Alleen al bij de Afdeling zijn op dit moment nog 180 zaken aanhangig waarin de PAS een rol speelt. Het uitsluiten van significante gevolgen voor natuurgebieden zal telkens weer bepalen in hoeverre een activiteit is toegestaan. Denk bijvoorbeeld aan de benodigde vergunningen die het Formule 1 circuit van Zandvoort nodig zal hebben. Menig natuurorganisatie heeft al aangegeven dat de uitstoot van stikstof door een dergelijk evenement in strijd is met de regels die beogen deze natuurgebieden te beschermen en bovengenoemde uitspraken hebben dat standpunt extra kracht bijgezet. Wieringa Advocaten adviseert over de gevolgen van deze recente uitspraken en de mogelijk invloed op gewenste vergunningen.
Franko Zivkovic – Laurenta is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied omgevingsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.