Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Ondernemingsrecht, Vennootschapsrecht
Eerder schreven wij al over het nieuwe “Anti-Money Laundering” – pakket (“AMLR”) waar de Europese Unie aan werkt om witwassen en de financiering van terrorisme tegen te gaan. Per 10 juli 2027 zal dit pakket met nieuwe regels in werking treden. Naast de wijziging van het UBO-begrip in de AMLR, komt er een (nieuwe) meldingsplicht in het geval van verdachte transacties. Deze zal de huidige meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties gaan vervangen. In deze bijdrage zullen wij eerst beknopt de huidige meldingsplicht bespreken waarna wij de nieuwe meldingsplicht onder de loep zullen nemen.
Op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (“Wwft“), zijn meldingsplichtige instellingen (waaronder bijvoorbeeld advocaten, notarissen, trustkantoren) verplicht om ongebruikelijk transacties te melden bij de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-Nederland, ook wel aangeduid FIE).
Wat kwalificeert als een ongebruikelijke transactie, wordt bepaald aan de hand van indicatoren die in het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018 zijn opgenomen. Daarin is een onderverdeling opgenomen naar categorieën instellingen en categorieën transacties. Een indicator kan objectief of subjectief van aard zijn. Bij een objectieve indicator, hoeft niet per se een vermoeden te zijn dat de betreffende transactie gerelateerd is aan witwassen of terrorismefinanciering. Een meldingsplichtige instelling moet, ongeacht haar gedachten, de transactie simpelweg melden. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een wisseltransactie van boven de € 10.000.
Bij een subjectieve indicator is de eigen inschatting van de meldingsplichtige instelling erg relevant. Er is dan aanleiding voor de instelling om te veronderstellen dat de betreffende transactie verband kan houden met witwassen of terrorismefinanciering.
Artikel 69 lid 1 AMLR vormt de kernbepaling van de nieuwe meldingsplicht en luidt als volgt:
“De meldingsplichtige entiteiten en, in voorkomend geval, de bestuurders en werknemers van die entiteiten, verlenen hun volledige samenwerking aan de FIE door onverwijld:
De bepaling verschilt in beginsel niet heel erg veel van de bepaling in de huidige antiwitwasrichtlijn (zie artikel 33 Richtlijn 2015/839). Echter, er zijn twee cruciale verschillen:
De bovengenoemde twee verschillen geven een geheel nieuwe betekenis aan de meldingsplicht met aanzienlijke gevolgen. Hieronder lichten wij dat nader toe.
De meldingsplicht uit artikel 69 AMLR heeft betrekking op vermoedens. Het is een breed begrip dat ook verdachte transacties, activiteiten, gedragingen en transactiepatronen omvat. De meldingsplicht geldt zodra een meldingsplichtige instelling weet, vermoedt of redelijkerwijs kan vermoeden dat geldmiddelen of activiteiten als verdacht zijn te bestempelen op grond van de AMLR. Volgens lid 2 van artikel 69 AMLR moeten meldingsplichtige instellingen bij hun beoordeling alle relevante feiten en omstandigheden betrekken. Onder meer het risicoprofiel van de cliënt en de aard en consistentie van transacties. Ook informatie over het gebruik of de bestemming van geldmiddelen kan tot een meldingswaardig vermoeden leiden. De informatie hoeft niet gerelateerd te zijn aan witwassen. Specifiek worden in de AMLR ook vermoedens genoemd die voortkomen uit het onvermogen om cliëntenonderzoek te verrichten, evenals verdachte transacties of pogingen daartoe. Deze categorieën vermoedens kunnen worden beschouwd als gevallen die meldingsplichtige instellingen hoe dan ook moeten melden.
De AMLR onderscheidt drie soorten vermoedens met betrekking tot geldmiddelen: (i) opbrengst van criminele activiteiten, (ii) geldmiddelen die verband houden met terrorismefinanciering en (iii) geldmiddelen die verband houden met criminele activiteiten. Zodra een meldingsplichtige instelling redelijkerwijs een van deze vermoedens heeft, moet zij melding doen. Onder de term “geldmiddelen” valt overigens meer dan geld alleen. Het betreft alle soorten goederen, roerend en onroerend, materieel of immaterieel, elektronisch en digitaal.
De eerste twee categorieën van vermoedens zijn niet nieuw. De derde categorie is dat wel. Indien de herkomst, de bestemming of het gebruik van geldmiddelen verband kan houden met criminele activiteiten, is de meldingsplicht van toepassing. Gedacht kan worden aan betalingen voor illegale goederen of steun aan verboden organisaties.
De term “criminele activiteiten” omvat vrijwel alle strafbare feiten die in het nationale recht met een maximale vrijheidsstraf of detentiemaatregel van meer dan een jaar kunnen worden bestraft. Zo kan het gaan om delicten als moord, doodslag of zware mishandeling. Ook kan het gaan om delicten uit bijzondere wetgeving zoals overtreding van financiële wetgeving of milieuwetgeving.
Het vermoeden kan betrekking hebben op zowel toekomstige als eerdere strafbare feiten. Overigens is het doen van een melding niet afhankelijk van het bedrag dat gemoeid is met de criminele activiteit.
Niet alleen transacties, maar ook activiteiten die mogelijk verband houden met terrorismefinanciering of andere strafbare feiten vallen in de AMLR onder de meldingsplicht. Deze activiteiten hoeven geen link te hebben met geldmiddelen of transacties, Alleen al een gedraging van een cliënt die in verband kan worden gebracht met een strafbaar feit, kan aanleiding geven tot melding. Hiermee ontstaat feitelijk een algemene aangifteplicht voor elk strafbaar feit waarop meer dan één jaar gevangenisstraf staat.
De algemene aangifteplicht voor meldingsplichtige instellingen is verbonden aan de onderzoeksplicht. De meldingsplichtige instellingen moeten immers zorgvuldig cliëntenonderzoek doen en voortdurend transacties beoordelen. Binnenkort zullen zij onder de AMLR dus ook effectief opsporingstaken moeten vervullen. Van hen wordt verwacht dat ze actief speuren naar mogelijke betrokkenheid van hun cliënten bij criminele activiteiten. Zodra zij een vermoeden hebben dat de cliënt betrokkenheid heeft bij enig strafbaar feit, moeten zij de FIU informeren.
Als blijkt dat een meldingsplichtige instelling niet direct melding heeft gedaan van het vermoeden dat een activiteit van een cliënt gemoeid is met criminele activiteiten, zal dat strafbaar zijn. De sanctionering zal vermoedelijk lopen via de Wet op de economische delicten.
Met de komst van de AMLR en meer specifiek de nieuwe meldingsplicht, zal het landschap voor meldingsplichtige instellingen aanzienlijk veranderen. Niet alleen wordt de meldingsplicht uitgebreid naar vermoedens die ontstaan bij meldingsplichtige instellingen, ook zal er voor hen een aangifteplicht gaan gelden.
Afgevraagd kan worden waarom de Europese wetgever de meldingsplichtige instellingen een zo vergaande opsporingstaak geeft. Te meer nu blijkt dat de nieuwe meldingsplicht zich mede uitstrekt tot vermoedens van criminele activiteiten die niet zien op witwassen. De invulling van de nieuwe meldingsplicht zal waarschijnlijk nog veel vragen gaan opleveren.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.