Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden, Ondernemingsrecht, Vennootschapsrecht
Sinds het arrest van het Europese Hof van Justitie van 22 november 2022 waarin bepaald werd dat publieke toegankelijkheid tot informatie in het UBO-register ongeldig is, is tot de dag van vandaag informatieverstrekking voor derden uit het UBO-register nog steeds niet mogelijk (organisaties kunnen wel hun eigen UBO-gegevens inzien). In deze bijdrage worden enkele belangrijke actualiteiten ten aanzien van het UBO-register besproken.
Om toegang tot het UBO-register mogelijk te maken, is op 1 juli 2024 het wetsvoorstel Wijzigingswet beperking toegang UBO-registers ingediend bij de Tweede Kamer. In plaats van eerdere publiekelijk toegankelijkheid, zorgt het wetsvoorstel ervoor dat, zodra het eenmaal in werking is getreden, enkel nog de volgende personen c.q. instanties toegang hebben tot het UBO-register:
Met het wetsvoorstel zal dus een beperking van de toegang tot het UBO-register gerealiseerd. Alleen de bevoegde autoriteiten en daarnaast personen en organisaties die een legitiem belang hebben om het UBO-register te raadplegen, hebben toegang. Voor wat betreft de betekenis van het begrip “legitiem belang”, is in het wetsvoorstel een bepaling opgenomen om bij een algemene maatregel van bestuur (afgekort AMvB, dat is een besluit van de regering waarin wettelijke regels nader worden uitgewerkt) deze term verdere invulling te geven. Hoe deze invulling er concreet uit zal gaan zien is nog niet bekend, maar de verwachting is dat zal worden aangesloten bij Europese ontwikkelingen en het arrest van het Europese Hof van Justitie van 22 november 2022.
Vanuit de Europese Unie wordt momenteel gewerkt aan een nieuw “Anti-Money Laundering”- pakket (AML-pakket) met regelgeving ten aanzien van het bestrijden van witwassen en terrorismefinanciering. Onder meer komt een er een nieuwe verordening (Verordening 2024/1624). Vanaf 10 juli 2027 zullen de meeste bepalingen in de verordening van toepassing zijn in de Europese lidstaten, waarbij de verordening direct doorwerkt in de nationale wetgeving van een lidstaat.
Een belangrijke ontwikkeling in de verordening is de wijziging van het UBO-begrip. Nu gelden de volgende categorieën om een UBO te bepalen binnen een organisatie:
Als op grond van de voornoemde categorieën geen natuurlijk persoon als UBO kan worden aangewezen, dan moet de vennootschap een zogeheten “pseudo-UBO” registreren. Dat komt neer op het hoger leidinggevend personeel van de organisatie zelf. Dat betekent, in ieder geval in Nederland, dat het gehele statutaire bestuur van de betreffende organisatie kwalificeert als pseudo-UBO.
In de verordening veranderen de bovengenoemde categorieën en kwalificeert een natuurlijk persoon als UBO bij 25% of meer van het eigendom dan wel zeggenschap. Daarbij leidt exact 25% van het eigendom of zeggenschap van/binnen een organisatie dus al tot het zijn van UBO. Hoewel dit oogt als een kleine verandering van het UBO-begrip, is de verwachting dat een groot aantal organisaties hun inschrijving in het UBO-register zal moeten herzien. De daadwerkelijke impact van deze wijziging voor Nederlandse organisaties is nog onbekend.
Heeft u vragen over het UBO-register? Neemt u dan gerust contact met ons op. Wieringa Advocaten heeft ruime ervaring met het adviseren op het gebied van het UBO-register. Wij zijn u graag van dienst.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.