Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Op 2 juli 2025 deed de Afdeling bestuursrechtspraak (“de Afdeling”) uitspraak waarin werd overwogen dat de Vereniging Nederlandse Melkveehouders Vakbond (“VNMV”) géén belanghebbende is bij een besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân (“het college”) over faunabeheer (ABRvS 2 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2977). Anders dan de rechtbank, oordeelt de Afdeling dat het besluit, gericht op afschot van reeën ter bevordering van verkeersveiligheid en dierenwelzijn, niet raakt aan de sociaal-economische belangen die de VNMV volgens haar statuten behartigt. Het hoger beroep van het college slaagt, en het eerdere besluit blijft in stand.
Bij besluit van 17 december 2019 had het college aan Faunabeheereenheid Fryslân, de organisatie die de uitvoering van het faunabeheer binnen de provincie coördineert, opgedragen “beheermaatregelen” uit te voeren. Namelijk: afschot, voor en op het ree, ten behoeve van de openbare veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid, binnen het werkgebied van Faunabeheereenheid Fryslân, met uitzondering van Vlieland en Schiermonnikoog en ter voorkoming en bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige reeën binnen het gehele werkgebied van Faunabeheereenheid Fryslân.
De VNMV had willen meepraten over de ontheffing. Het nastreven van een adequaat reeënbeheer is namelijk gericht op alle mogelijke schades voor de omgeving, waaronder ook de landbouw, aldus de VNMV.
Ingevolge artikel 7:1, gelezen in samenhang met artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (“Awb”), kan alleen een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit.
Voor de vraag of de vereniging belanghebbende is, als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of zij krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt, dat rechtstreeks bij het besluit van 17 december 2019 is betrokken. De Adeling verwijst in dit kader ook naar de uitspraken van 15 februari 2012: ECLI:NL:RVS:2012:BV5108 en ECLI:NL:RVS:2012:BV5109.
Het besluit van 17 december 2019 strekt tot het uitvoeren van beheermaatregelen ten behoeve van de openbare veiligheid, waaronder de verkeersveiligheid, en ter voorkoming en bestrijding van onnodig dierenleed. De vereniging heeft volgens de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat haar collectieve belang door dit besluit rechtstreeks wordt geraakt.
Het doel van de vereniging is volgens artikel 2.1. van de statuten: “het behartigen van de belangen van de melkveehouders, met name door het scheppen van gunstige voorwaarden voor:
– redelijke inkomens voor melkveehouders;
– sociaal aanvaardbare werkomstandigheden in de melkveehouderij;
– duurzame productiemethoden die voor melkveehouders en consumenten aanvaardbaar zijn.”
Dit doel betreft het sociaal-economisch belang van de melkveehouders in het algemeen volgens de Afdeling. Dat de vereniging in het kader van feitelijke werkzaamheden als gesprekspartner van de provincie dan wel via de Faunabeheereenheid Fryslân invloed tracht uit te oefenen op de besluitvorming van de provincie over faunabeheer, maakt niet dit niet anders. Het besluit is niet genomen met het oog op het voorkomen van schade aan gewassen of vee. Dat dit wel het gevolg is van het besluit, is in dit geval niet relevant.
De conclusie is dat de vereniging geen belanghebbende is, als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
Het argument van de VNMV dat het handhaven van een duurzaam evenwicht van soorten binnen een biotoop en een evenwicht tussen faunasoorten onderling ook raakt aan de sociaal-economische belangen is voor de Afdeling een brug te ver.
De terughoudende uitleg van het belanghebbendebegrip bij procederende belangenorganisaties is in literatuur veelvuldig onderwerp van discussie. Zo kan gedacht worden aan het WRR-rapport Weten is nog geen doen, dat laat zien dat veel burgers niet het vermogen hebben om zelfstandig tegen besluiten op te komen. In zo’n context is een actieve rol voor collectieve belangenbehartigers volgens sommigen des te belangrijker. In dit licht kunnen organisaties als de VNMV functioneren als vertegenwoordiger van een bredere groep burgers of ondernemers die individueel moeilijk toegang tot het recht ervaren. Toch legt de Afdeling hier de lat hier weer hoog: alleen als het belang statutair duidelijk verankerd is, krijgt een organisatie toegang tot de rechter.
Voor belangenorganisaties betekent dit dat zij hun doelstellingen scherp moeten formuleren, en duidelijk moeten maken hoe een besluit dat specifieke belang treft. Het enkele feit dat een organisatie meepraat over beleid of onderdeel is van overlegstructuren is volgens de Afdeling niet voldoende om belanghebbendheid aan te nemen.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.