Praktijkgebieden: Bestuurdersaansprakelijkheid
In geval van faillissement is artikel 2:248 BW voor de curator een veelgebruikte aansprakelijkheidsgrond. Op grond van dit artikel is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het faillissementstekort indien (i) het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en (ii) aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
De bewijslast rust op de curator, maar de wetgever is de curator hierin tegemoetgekomen voor het geval het bestuur niet heeft voldaan aan de deponeringsplicht ex artikel 2:394 BW of de administratieplicht ex artikel 2:10 BW. Indien het bestuur de boekhoudplicht of de deponeringsplicht niet heeft nageleefd, staat vast dat het zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. Bovendien wordt vermoed dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Het bestuur dient, om dit wettelijke vermoeden te ontzenuwen, aannemelijk te maken dat andere feiten en omstandigheden dan zijn kennelijke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest.
In een recent arrest van 19 februari 2019 heeft het gerechtshof zich uitgelaten over de vraag of de bestuurder aansprakelijk is voor het faillissementstekort als gevolg van het schenden van de deponeringsplicht.
Feiten
Matrassen Hannibal B.V. is in 2003 opgericht. Op 13 december 2010 zijn de aandelen in Matrassen Hannibal B.V. geleverd aan Y. Y heeft vervolgens X als bestuurder aangesteld. Op 14 maart 2011 is X als bestuurder van Matrassen Hannibal B.V. ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Drie maanden later, op 21 juni 2011, is Matrassen Hannibal B.V. in staat van faillissement verklaard.
In het faillissement wordt een curator benoemd en de curator constateert dat de jaarrekening over 2009 niet is gedeponeerd. Het bestuur had volgens de wettelijke termijn ex artikel 2:394 BW de jaarrekening over 2009 uiterlijk op 31 januari 2011 moeten deponeren. X heeft als bestuurder – wat hij op 31 januari 2011 nog niet was – verzuimd deze jaarrekening na zijn benoeming (alsnog) te deponeren en de curator stelt hem als bestuurder ex artikel 2:248 BW aansprakelijk voor het tekort in het faillissement van Matrassen Hannibal B.V. Het tekort in het faillissement bedroeg op dat moment € 319.588,79.
Rechtbank en gerechtshof
De rechtbank wijst de vordering van de curator toe en X gaat in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het hof oordeelt dat de jaarrekening over 2009 uiterlijk op 31 januari 2011 had moeten worden gedeponeerd. Op 14 maart 2011 is X als bestuurder van Matrassen Hannibal B.V. aangetreden. Daardoor is de verplichting om de jaarrekening over 2009 alsnog te deponeren, op X als bestuurder komen te rusten. Omdat X na zijn benoeming als bestuurder heeft nagelaten de jaarrekening (alsnog) te deponeren, heeft hij niet voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 2:394 BW. Op grond van artikel 2:248 lid 2 BW is daardoor onweerlegbaar vast komen te staan dat X zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld. Dat X slechts drie maanden bestuurder is geweest van Matrassen Hannibal B.V., maakt dit niet anders.
Volgens vaste rechtspraak dient het bestuur, om dit wettelijke vermoeden te ontzenuwen, aannemelijk te maken dat andere feiten en omstandigheden dan zijn kennelijke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Naar het oordeel van het hof is X hierin niet geslaagd. X voert weliswaar aan dat er sprake was van een economische recessie en dat de daardoor teruglopende omzetten en verminderde vraag naar producten van Matrassen Hannibal B.V. een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest, maar dit wordt onvoldoende onderbouwd. X heeft bijvoorbeeld niets gesteld over de hoogte van de omzetten en de resultaten van Matrassen Hannibal B.V. in de jaren voorafgaand aan het faillissement noch heeft hij geconcretiseerd welke producten verminderd in trek waren bij klanten met welke gevolgen.
Tot slot stelt X zich op het standpunt dat het schadebedrag waarvoor hij aansprakelijk is gehouden, dient te worden gematigd omdat hij slechts drie maanden bestuurder is geweest van Matrassen Hannibal B.V. en er zich tijdens zijn bestuur geen misstanden hebben voorgedaan. Het hof gaat ook hierin niet mee. X was naar eigen zeggen namelijk een professioneel crisismanager en was bij zijn aantreden als bestuurder bekend met de weinig florissante omstandigheden van Matrassen Hannibal B.V. Ondanks deze bekendheid had hij er toch voor gekozen om als bestuurder van Matrassen Hannibal B.V. op te treden. Bovendien volgt het hof de stelling van X niet dat er zich tijdens zijn bestuur geen misstanden hebben voorgedaan. Het hof haalt opnieuw aan dat X tijdens zijn periode als bestuurder heeft verzuimd de jaarrekening over 2009 alsnog te deponeren. Bovendien had hij arbeidsovereenkomsten van het personeel van Matrassen Hannibal B.V. onregelmatig opgezegd.
Kortom, opvolgend bestuurders – en in het bijzonder ook crisismanagers – dienen zich bewust te zijn van het feit dat op hen een plicht rust om de jaarrekening alsnog te deponeren, ook al is de termijn al verstreken op het moment dat zij nog geen bestuurder waren.
Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuurdersaansprakelijkheid.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.