icon

De opzegging van duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd

In de praktijk worden er veel verschillende duurovereenkomsten gesloten. Denk bijvoorbeeld aan distributieovereenkomsten, licentieovereenkomsten, huurovereenkomsten en arbeidsovereenkomsten. In deze overeenkomsten verbinden partijen zich tot een voortdurende prestatie gedurende een langere periode. Na verloop van tijd zou het kunnen voorkomen dat één van de contractspartijen van de overeenkomst af wil. Maar kan dat zomaar?

De afgelopen jaren heeft de Hoge Raad zich in verschillende arresten uitgesproken over de rol van de redelijkheid en billijkheid bij opzegging van duurovereenkomsten. In het arrest van 2 februari 2018 heeft de Hoge Raad een handig overzicht gegeven over hoe moet worden geoordeeld over de opzegbaarheid van duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd. De Hoge Raad oordeelt dat de opzegbaarheid van duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd, wordt bepaald door de inhoud van de overeenkomst en de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen. Hierbij maakt de Hoge Raad een onderscheid tussen drie situaties.

In de eerste situatie voorzien de wet en overeenkomst niet in een mogelijkheid tot opzegging. De Hoge Raad herhaalt de hoofdregel dat een duurovereenkomst, ook al is deze voor onbepaalde tijd en kent zij geen contractuele opzeggingsmogelijkheid, in beginsel opzegbaar is. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen nadere eisen stellen aan opzegging, inhoudende dat: (i) opzegging slechts mogelijk is indien daarvoor een voldoende zwaarwegende grond bestaat, of (ii) een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen, of (iii) de opzegging gepaard moet gaan met het aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding (op grond van art. 6:248 lid 1 BW).

In de tweede situatie voorzien de wet en overeenkomst wel in een mogelijkheid tot opzegging. Ook in dit geval kunnen, indien de wet en de overeenkomst daarvoor ruimte laten, de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat aan de opzegging nadere eisen worden gesteld (ook weer op grond van art. 6:248 lid 1 BW). Daarnaast kan een beroep op een uit de wet of een overeenkomst voortvloeiende tussentijdse opzegregeling onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn (art. 6:248 lid 2 BW).

In de derde situatie hebben partijen de intentie gehad om de overeenkomst als ‘niet opzegbaar’ te kwalificeren. De wederpartij van degene die zich op de niet-opzegbaarheid beroept kan aanvoeren dat dit onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (art. 6:248 lid 2 BW). Tevens kan diegene een beroep doen op onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW).

Kortom, de rechter zal op grond van de omstandigheden van geval tot geval beoordelen of opzegging mogelijk is. Zelfs al voorziet een duurovereenkomst van onbepaalde tijd in een regeling van tussentijdse opzegging, dan kan de redelijkheid en billijkheid alsnog met zich meebrengen dat op deze bepaling niet zonder meer een beroep kan worden gedaan. De rechter kan nadere eisen stellen aan opzegging of de bepaling buiten werking stellen.

Heeft u te maken met opzegging van een duurovereenkomst of wilt u een duurovereenkomst aangaan? Wij helpen u graag daarbij.


Eveline Hoekstra is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
De opzegging van duurovereenkomsten voor onbepaalde tijd

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief