Praktijkgebieden: Contracten
Naast de mogelijkheid van het werken op basis van een arbeidsovereenkomst bestaat in ons rechtssysteem de mogelijkheid om voor een ander werkzaamheden te verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht (art. 7:400 BW). Hierbij verbindt de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij (de opdrachtgever) om bepaalde handelingen te verrichten. De overeenkomst van opdracht ontstaat door wilsovereenstemming en kan zowel mondeling als schriftelijk, uitdrukkelijk of stilzwijgend worden gesloten. Wat precies onder ‘de opdracht’ valt, wordt bepaald door hetgeen door partijen is overeengekomen.
Agentuur
Een bijzondere vorm van de overeenkomst van opdracht is de agentuurovereenkomst. Op basis hiervan verbindt de handelsagent (de opdrachtnemer) zich jegens de principaal (de opdrachtgever) om gedurende een (on)bepaalde tijd tegen beloning (provisie) te bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen de principaal en derden (art. 7:428 BW). Op de agentuurovereenkomst zijn naast de algemene wettelijke bepalingen van de overeenkomst van opdracht tevens ‘eigen’ wettelijke bepalingen van toepassing. Zie hiervoor afdeling 4, titel 7 van Boek 7.
De handelsagent dient bij de uitvoering van zijn opdracht primair de belangen van de principaal met de vereiste zorgvuldigheid te behartigen. Op de handelsagent rust een aantal verplichtingen zoals het opvolgen van instructies, het verschaffen van inlichtingen en het afleggen van rekening en verantwoording. Deze verplichtingen vloeien voort uit de zorgplicht (art. 7:401 BW) en de informatieplicht (art. 7:403 BW). In het bijzonder is de handelsagent verplicht om de principaal onverwijld te informeren over de overeenkomsten die hij voor de principaal heeft bemiddeld of afgesloten.
Het is zowel voor de handelsagent als voor de principaal van belang de verplichtingen goed in de gaten te houden. Een schending hiervan kan namelijk onder omstandigheden tot aansprakelijkheid leiden.
Aansprakelijkheid
Partijen kunnen expliciet bedingen dat de handelsagent mede aansprakelijk is voor de nakoming van de overeenkomst tussen de principaal en een derde middels een ‘delcrederebeding’. De handelsagent wordt voor het verhoogde risico in dat geval doorgaans beloond met een hogere provisie. De wet kent met betrekking tot dit beding een aantal beperkende en dwingendrechtelijke maatregelen. Het delcrederebeding kan ten eerste uitsluitend schriftelijk worden overeengekomen (art. 7:429 lid 1 BW). Tevens zal de agent enkel aansprakelijk zijn voor de ‘gegoedheid’ van de derde (art. 7:429 lid 2 BW). Dit betekent dat de handelsagent slechts aansprakelijk is voor de niet – of niet tijdige – betaling door derden. Andere verplichtingen van derden (bijvoorbeeld een leveringsverplichting) vallen niet onder dit beding. Tenslotte is de aansprakelijkheid beperkt tot het bedrag van het overeengekomen loon/provisie (art. 7:429 lid 3 BW).
Indien partijen niets hebben afgesproken, draagt de handelsagent in principe geen risico voor de goede afloop van een door hem bemiddelde overeenkomst tussen de principaal en een derde. Hierop bestaat een belangrijke uitzondering. Onder de informatieplicht valt namelijk ook de verplichting van de handelsagent om de principaal uit eigen beweging inlichtingen te verschaffen die voor de goede bedrijfsvoering nodig zijn, zoals wanneer hij op de hoogte raakt van problemen met de solvabiliteit van derden. Uit de zorgplicht van de handelsagent kan ook worden afgeleid dat de agent geen orders mag plaatsen bij klanten van wie hij weet dat zij insolvent zijn, zulks strookt immers met de van hem vereiste belangenbehartiging. Dit vloeit voort uit de zorg van een ‘goed opdrachtnemer-handelsagent’ ex art. 7:401 BW. De maatstaf van aansprakelijkheid is dat de handelsagent een verwijt kan worden gemaakt, wat bijvoorbeeld het geval is bij derden die notoir insolvent zijn of van wie de agent anderszins op de hoogte was of had behoren te zijn van hun slechte financiële situatie. Een handelsagent is in praktijk immers vaak beter bekend op de relevante markt en beter op de hoogte van de financiële status van partijen.
In praktijk zal de rechter bij het beoordelen of een handelsagent in strijd heeft gehandeld met zijn zorg-/informatieplicht zich laten leiden door de algemene maatstaf van een ‘goed opdrachtnemer’. Heeft de aangesproken handelsagent gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend opdrachtnemer in vergelijkbare omstandigheden zou mogen worden verwacht? Indien het antwoord ‘nee’ luidt, aangezien deze verwijtbaar heeft gehandeld (bijvoorbeeld bij het bemiddelen bij een notoir insolvente partij) dan kan de principaal enerzijds de overeenkomst van opdracht beëindigen en de schade hiervan op de agent verhalen (art. 7:439 lid 3 BW). Anderzijds kan de principaal ook de handelsagent aansprakelijk stellen voor de geleden schade wegens een schending van zijn zorg-/ en of informatieplicht, zonder de agentuurovereenkomst te beëindigen.
Heeft u vragen over een agentuurovereenkomst? Wij helpen u graag.
Aida Yazdanpanah is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.