Praktijkgebieden: Contracten
Aan interesse voor de Bitcoin geen gebrek, zo kan wel gesteld worden. De laatste tijd is Bitcoin dagelijks in het nieuws en gisteren steeg de waarde van 1 Bitcoin voor het eerst boven de USD 10.000,-.
Interessanter is de techniek achter Bitcoin, genaamd Blockchain. Een gedetailleerde uitleg over deze techniek gaat het doel van deze bijdrage voorbij, maar het aantal potentiele toepassingen lijkt eindeloos. Verschillende ondernemingen (multinationals, maar ook bedrijven binnen het MKB), hebben hun bedrijfsprocessen efficiënter gemaakt door smart contracts in hun processen te incorporeren.
Voor juristen en advocaten is het interessant te bekijken hoe er binnen het huidige rechtssysteem wordt omgegaan met deze nieuwe fenomenen. Zo zag het Gerechtshof Arnhem zich recentelijk voor de vraag gesteld of Bitcoins als ‘geld’ in de zin van de wet kunnen worden gezien.
De eisende partij had in 2012 2.750 Bitcoins van gedaagde gekocht voor € 8,05 per Bitcoin (ter vergelijking: op het moment van het schrijven van deze bijdrage is de waarde van één Bitcoin € 9.320,-). Hoewel eiser netjes de volledige koopprijs had betaald, leverde gedaagde slechts 990 Bitcoins in plaats van de afgesproken 2.750. Eiser zag zich daarom genoodzaakt de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden en naar evenredigheid een deel van de koopsom (namelijk €14.168,- van de betaalde € 22.137,50) terug te vorderen. Inmiddels was de prijs van één Bitcoin echter zo hard gestegen dat eiser een flink bedrag was misgelopen. Daarom vorderde hij naast de € 14.168,- een bedrag van € 132.792,- aan schadevergoeding, waarbij hij zich beriep op artikel 6:125 BW:
"Artikel 119 laat onverlet het recht van de schuldeiser op vergoeding van de schade die hij heeft geleden, doordat na het intreden van het verzuim de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, zich ten opzichte van die van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd."
Voor een geslaagd beroep op dit artikel dient er wel sprake te zijn van de koers van het ‘geld’. En precies op dit punt voert gedaagde verweer: – voor zover relevant – Bitcoins zijn geen geld, dus eiser kan geen geslaagd beroep op dit artikel doen.
Waar de rechtbank in eerste aanleg tot de vrij heldere conclusie komt dat Bitcoin geen ‘gangbaar geld’ maar een ruilmiddel is en artikel 6:125 BW om die reden niet kan worden toegepast, lijkt het gerechtshof zich in hoger beroep liever wat genuanceerder uit te laten:
“(…) In de eerste plaats heeft art. 6:125 lid 1 BW geen betrekking op de waardeschommelingen van gekochte maar niet-geleverde goederen. In dit geval bestonden de gekochte goederen uit 2.750 bitcoins en was de koopprijs (en de ongedaanmakingsverplichting) uitgedrukt in euro’s. (…)
In de tweede plaats is er naar het oordeel van het hof geen aanleiding om, bij wijze van kapstok, bij de begroting van de schade aansluiting te zoeken bij artikel 6:125 lid 1 BW, nu dit artikel betrekking heeft op de situatie dat er vertraging optreedt in de voldoening van een geldsom en er daardoor (naast de schade bedoeld in artikel 6:119 BW) schade optreedt doordat de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt zich ten opzichte van die van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd. Artikel 6:125 lid 1 BW heeft aldus betrekking op de situatie dat er schade wordt geleden doordat er te laat wordt betaald, terwijl de onderhavige zaak betrekking heeft op de situatie dat er schade is geleden doordat de overeenkomst is ontbonden. (…)
Nu [appellant] zich niet rechtstreeks beroept op artikel 6:125 BW en/of de afdeling 6.1.11 van het BW, en het hof bovendien aansluiting bij deze artikelen niet in de rede vindt liggen, is er geen reden om te onderzoeken of bitcoins als geld in de zin van artikel 6:112 BW en/of artikel 6:114 BW dienen te worden beschouwd. (…)”
Conclusie
Het gerechtshof komt uiteindelijk dus tot dezelfde conclusie als de rechtbank, maar benoemt hierbij expliciet geen reden te zien om te onderzoeken of bitcoins als geld kunnen worden aangemerkt. De vraag of Bitcoin geld is in de zin van de Nederlandse wet blijft dus, op die ene uitspraak van de rechtbank Overijssel na, onbeantwoord. Het wachten is dan ook op de volgende uitspraak, waarover wij u uiteraard op de hoogte zullen houden.
Björn Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.