icon

Retentierecht: een krachtig instrument

In onze blogserie Zekerheidsrechten informeren wij u regelmatig over mogelijkheden die een schuldeiser heeft om zekerheid te verkrijgen voor de voldoening van de vorderingen die hij op zijn schuldenaar heeft. Eén daarvan is het retentierecht. Het recht van retentie is zowel in de bouw als voor aannemers interessant. Ook in andere gevallen kan men zich wenden tot het retentierecht. Een recent arrest van het Gerechtshof Den Haag illustreert hoe krachtig dat recht in de praktijk kan werken.

Het ging in deze zaak om een vennootschap (in het arrest aangeduid als Logistics) die op 14 augustus 2012 in staat van faillissement werd verklaard. Op dat moment had een opdrachtnemer van Logistics in het kader van een overeenkomst tussen beide partijen een aantal zaken (met name kraanonderdelen) van Logistics onder zich. Daarnaast had Unicum uit hoofde van een aantal onbetaalde facturen een vordering op Logistics.

Kort na het uitspreken van het faillissement verkocht de faillissementscurator de activa van Logistics aan een doorstartend bedrijf, dat IJzerhandel wordt genoemd. De curator sommeerde Unicum in september 2012 om de zaken van Logistics die Unicum onder zich hield, af te geven aan hem dan wel aan IJzerhandel, nu deze zaken tot de door IJzerhandel uit de boedel gekochte activa behoorden. Ook IJzerhandel zelf vorderde aan Unicum afgifte van deze zaken. Unicum weigerde echter de zaken af te geven en beriep zich op haar retentierecht. Omdat IJzerhandel de zaken nodig had voor een opdracht, koos zij vervolgens eieren voor haar geld en besloot ten behoeve van Unicum een bankgarantie te stellen, in ruil waarvoor Unicum de teruggehouden zaken in oktober 2012 aan IJzerhandel afgaf.

IJzerhandel sprak Unicum vervolgens in rechte aan omdat zij meende dat Unicum onrechtmatig jegens haar had gehandeld door haar eerdere weigering om de zaken af te geven. IJzerhandel vorderde een schadevergoeding van € 50.000. Zij stelde zich op het standpunt dat Unicum verplicht was de kraanonderdelen af te geven toen de curator gebruik maakte van zijn zogenaamde opeisingsrecht uit hoofde van artikel 60 lid 2 Faillissementswet. Door niet tot afgifte over te gaan, had Unicum gehandeld in strijd met een wettelijke plicht althans met de maatschappelijke zorgvuldigheid, aldus IJzerhandel. IJzerhandel stelde dat zij schade had geleden als gevolg van de vertraging die was opgetreden toen Unicum weigerde de zaken af te geven totdat een bankgarantie werd gesteld. Daardoor had het project waarvoor IJzerhandel de zaken nodig had, vertraging opgelopen en had IJzerhandel gevolgschade geleden. De rechtbank wees de vorderingen van IJzerhandel echter af, waarna IJzerhandel in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Den Haag.

Ook het gerechtshof vindt echter dat Unicum niet onrechtmatig heeft gehandeld door de enkele weigering de teruggehouden zaken af te geven na de brieven van de curator. De curator heeft weliswaar een opeisingsrecht met betrekking tot zaken waarvoor een retentierecht wordt uitgeoefend, maar dat recht strekt ter behartiging door de curator van de belangen van de boedel (de gezamenlijke schuldeisers) en niet ter bescherming van de belangen van de koper van de zaken waarop het retentierecht rust. Het niet voldoen door Unicum aan de opeising door de curator betekent daarom niet, althans niet zonder meer, dat onrechtmatig is gehandeld jegens IJzerhandel. In dit geval heeft de curator de opeising op de voet van artikel 60 lid 2 Faillissementswet – in elk geval voorlopig – laten rusten en wachtte hij af of Unicum en IJzerhandel overeenstemming zouden bereiken. Unicum heeft daar handig gebruik van gemaakt. Het stond haar om te blijven bij het beroep op haar retentierecht, zelfs zodanig dat de doorstarter ertoe werd gebracht een bankgarantie te stellen voor de voldoening van haar facturen.

Anders dan wat geldt voor eigendomsvoorbehouden en pand-, respectievelijk hyptheekrechten is bij een retentierecht niet vereist dat het tevoren wordt bedongen. Het recht vloeit voort uit de wet. Het is dus een vrij eenvoudig middel om zekerheid voor voldoening van een vordering te verkrijgen. Weliswaar wordt het in faillissement beperkt door het opeisingsrecht van de curator, maar in de praktijk kan het zo maar leiden tot volledige voldoening van de vordering.


Peter Bos is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied financiering en Zekerheden.

Heeft u vragen?

Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.
Retentierecht: een krachtig instrument

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief