Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
De Wet Normering Topinkomens stelt strakke regels voor inkomen en ontslagvergoedingen van topfunctionarissen. Die regels zijn uiteraard weer niet zo strak en helder dat die altijd duidelijk zijn. In een zogenaamde artikel 96-procedure (waarbij niet de ene partij tegen de andere procedeert, maar partijen in gezamenlijk overleg een vraag aan de rechter voorleggen, hetzij omdat ze willen weten hoe het zit, hetzij omdat zij daarover van mening verschillen) heeft de kantonrechter te Amsterdam relatief kort geleden uitspraak gedaan over een aantal van die vragen. Ik ga in op één van de gestelde vragen, te weten over de maximum ontslagvergoeding.
De WNT stelt dat een ontslagvergoeding maximaal € 75.000,- mag bedragen. “Ontslaguitkering” is, zo stelt de WNT, de som van uitkering bij beëindiging en betalingen op termijn die betrekking hebben op de beëindiging van het dienstverband (ruim dus), met uitzondering van uitkeringen die voortvloeien uit een algemeen verbindend verklaarde cao of wettelijk voorschrift. Als de topfunctionaris op grond van algemeen verbindend verklaarde cao of de wet dus recht heeft op een ontslagvergoeding, mag dat bedrag van € 75.000,- daar bovenop worden vergoed. Of niet?
Sinds 1 juli 2015 geeft de WWZ werknemers (en dus ook topfunctionarissen) aanspraak op een transitievergoeding indien zij onvrijwillig (maar wegens ernstig verwijtbaar handelen) worden ontslagen. Dat zou dus betekenen dat een instelling met een topfunctionaris een ontslaguitkering zou mogen overeenkomen van € 75.000,- plus de transitievergoeding – dus nog eens € 75.000,-, of – als dat hoger ligt, en dat zal bij topfunctionarissen vaak zo zijn – een jaarsalaris. Er lijkt niets tegenin te brengen, maar tegelijkertijd lijkt dat weer niet erg in de lijn van de WNT te liggen. De vraag werd daarom aan de rechter voorgelegd. En die spreekt een oordeel uit dat wél in de geest van de WNT lijkt te liggen maar wel tegen de letter ingaat: cumulatie van de transitievergoeding en het WNT-maximum mag niet. De rechter voegt daaraan toe dat als de transitievergoeding hoger uitpakt dan het WNT-maximum, dat weer wél mag.
De rechter motiveert de beslissing door er op te wijzen dat de WNT van 2013 is, en de WWZ van 2015. In de WNT is dus geen rekening gehouden met de wettelijke ontslagvergoeding, zo stelt de rechter. Het overeenkomen van een vergoeding bovenop de transitievergoeding zou de bedoeling van de WNT teniet doen. Op zich een begrijpelijke overweging, maar is die juist? Het lijdt weinig twijfel dat de wetgever bij het opstellen van de WNT geen rekening heeft gehouden met een wettelijke ontslagvergoeding als de transitievergoeding, omdat die er toen niet was. Dat wil echter niet zeggen dat de wetgever er ook geen rekening mee kon houden dat er een wettelijke ontslagvergoeding zou komen, en bovendien: die wettelijke ontslagvergoeding wordt, in behoorlijk algemene bewoording (“een wettelijk voorschrift” – dat kan dus elk voorschrift zijn) uitgezonderd van het maximum. Daar komt nog bij dat niet alleen de wettelijke ontslagvergoeding is uitgezonderd, maar ook de ontslagvergoeding op grond van een algemeen verbindend verklaarde cao. Die uitzondering is niet beperkt tot ontslagvergoedingen die op dat moment in algemeen verbindend verklaarde cao’s waren opgenomen, maar omvatten dus per definitie ontslagvergoedingen die (bezien in 2013) in de toekomst zouden worden vastgesteld. Waarom dan wel de (toen toekomstige) transitievergoeding uitzonderen?
Er is natuurlijk veel voor te zeggen om de gouden handdruk voor de (uit publieke middelen betaalde) topfunctionaris aan banden te leggen. Dat doet de WNT ook. Aan de andere kant moet worden onderkend dat de topfunctionaris een kwetsbare positie heeft; hoewel veelal een gewone werknemer met gewone ontslagbescherming is zijn/haar positie toch per definitie onzekerder. De wetgever heeft er niet voor gekozen om bij de invoering van de WWZ de ontslagvergoeding van de topfunctionaris te beperken tot de wettelijke ontslagvergoeding. Als het daadwerkelijk de bedoeling van de wetgever was geweest om met de invoering van de WWZ iets te doen aan het WNT-maximum had het in de rede gelegen dat bij invoering van de WWZ direct te doen. Het lijkt in elk geval wenselijk dat hierover snel echte duidelijkheid komt, van de wetgever. Ik ben er niet van overtuigd dat de regeling blijft zoals nu door de rechter uitgelegd.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.