Praktijkgebieden: Zorg
De positie van de vrijgevestigd medisch specialist is sinds de invoering van de integrale tarieven (per 1 januari 2015) veranderd. Voor die tijd had de vrijgevestigd specialist zelf, op individuele basis, een toelatingsovereenkomst met het ziekenhuis waar hij/zij werkte. Sinds 1 januari 2015 echter heeft het ziekenhuis (in de meeste gevallen) een samenwerkingsovereenkomst met een Medisch Specialistisch Bedrijf (“MSB”), een collectief van vrijgevestigde specialisten. Die specialisten hebben zelf dus geen rechtstreekse contractuele relatie meer met het ziekenhuis, en alleen nog met het MSB. Het Scheidsgerecht Gezondheidszorg heeft nu voor het eerst een uitspraak gedaan over die relatie.
Wat was er aan de hand? Een specialist had aanvankelijk een toelatingsovereenkomst met het ziekenhuis, wat op 31 december 2014 veranderde in een lidmaatschap van het MSB dat met dat ziekenhuis een samenwerkingsovereenkomst had. Dat lidmaatschap werd vormgegeven door een Aansluitings- en dienstverleningsovereenkomst (“A&D-overeenkomst) tussen specialist en MSB. Op 31 december 2014 schreef de specialist aan het ziekenhuis een brief waarin hij aangaf dat hij per 1 juli 2015 zijn werkzaamheden als anesthesioloog in het ziekenhuis wilde neerleggen; het ziekenhuis bevestigde deze “opzegging van uw medische praktijkvoering”. De specialist wilde maanden later echter van die opzegging terugkomen: op 26 mei schreef hij aan het ziekenhuis dat hij bereid was zijn praktijk na 30 juni 2015 toch voort te zetten; vervolgens werd afgesproken dat de specialist zijn werkzaamheden van 30 juni 2015 tot 31 december 2015 zou opschorten. Toen de specialist aangaf dat hij in 2016 zijn werk in het ziekenhuis weer wilde oppakken gaf het MSB aan dat zijn lidmaatschap was geëindigd. De specialist eiste van het MSB zijn uitschrijving uit het MSB ongedaan te maken, en hem weer tot het werk toe te laten; de specialist stelde dat hij zijn lidmaatschap van het MSB nooit had opgezegd.
Dat klopte – de “opzegging” was gericht aan het ziekenhuis en niet aan het MSB – maar het Scheidsgerecht wees zijn vordering toch af. Ter zitting verklaarde de specialist dat hij de gevolgen van de stelselwijziging (zijn andere positie na invoering van de integrale tarieven) niet scherp voor ogen had gehad, en daarom aan het ziekenhuis had geschreven (waar hij na 31 december 2014 geen contractuele relatie meer mee had) en niet aan het MSB. De brief van 31 december 2014 was onmiskenbaar een aankondiging dat de specialist na 31 juni 2015 bj het ziekenhuis wilde stoppen, en daarmee was – zo oordeelde het Scheidsgerecht – voortzetting van zijn lidmaatschap van het MSB niet te verenigen. En hoewel hij dat lidmaatschap nooit had opgezegd (en het MSB dat evenmin had gedaan) oordeel het Scheidsgerecht dus toch dat dat lidmaatschap was geëindigd. De (wat wonderlijke) correspondentie over de opschorting van het werk in de tweede helft van 2015 had dus ook geen invloed op de uitkomst van de procedure.
Er zijn natuurlijk wel kanttekeningen te plaatsen bij de uitspraak – feit is en blijft dat in formele zin het lidmaatschap van de specialist van het MSB niet is opgezegd. Zoals het Scheidsgerecht overweegt: de opzegging heeft het MSB wel bereikt, maar was niet aan haar gericht. Uit het feit echter dat de specialist stelde dat hij niet goed voor ogen had gehad wie hij moest aanschrijven bleek echter onmiskenbaar dat hij per 1 juli 2015 wilde stoppen, en op dit conclusie is natuurlijk niets af te dingen – behalve dan die correspondentie van mei 2015 over het opschorten (en dus kennelijk daarna toch weer aan het werk willen). De uitspraak van het Scheidsgerecht is dus logisch, en lijkt ook in praktische zin de meest juiste, al was het uiteraard duidelijker geweest als het MSB in januari 2015 direct de beëindiging van het lidmaatschap zou hebben bevestigd, en als het ziekenhuis in mei 2015 de specialist naar het MSB zou hebben verwezen, en niet zelf was gaan corresponderen met de specialist. Deze zaken tonen aan dat het nieuwe stelsel duidelijk nog wennen is voor alle betrokken partijen. Het goed (laten) uitzoeken van de contractuele lijnen kan een hoop onduidelijkheid – en vervelende procedures – voorkomen.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied zorg.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.