Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Onlangs werd mij de vraag gesteld of een onherroepelijke uitspraak, zoals de naam doet vermoeden, op geen enkele manier meer aantastbaar is. Onderstaand ga ik op deze vraag in.
De uitspraak van een (bestuurs)rechter is onherroepelijk wanneer daartegen geen gewoon rechtsmiddel, zoals hoger beroep, meer openstaat of nog aanhangig is. Doorgaans betekent dit dat partijen geen andere keuze hebben dan de uitspraak te accepteren. Onder bijzondere omstandigheden kan een onherroepelijke uitspraak echter worden herzien.
Artikel 8:119 Awb bepaalt namelijk dat de bestuursrechter een onherroepelijk geworden uitspraak (op verzoek van één van de partijen) kan herzien op grond van feiten en omstandigheden die:a. hebben plaatsgevonden voordat de rechter uitspraak deed;b. bij de indiener van het verzoek voor de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en;c. tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden als zij bij de rechter bekend waren geweest.
Herziening is niet bedoeld om het debat dat tijdens de procedure gevoerd is te heropenen. Het beoogt slechts een laatste mogelijkheid te bieden om een uitspraak aan te tasten indien er na de uitspraak nieuwe feiten en omstandigheden van vóór de uitspraak aan het licht komen waardoor de uitspraak geen stand meer kan houden. Zo blijkt onder andere uit een door bestuursrechters veel gebruikte overweging in zaken waarin een beroep op herziening wordt gedaan:
“Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb zijn gesteld. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er niet toe om het geschil waarover bij uitspraak is beslist, naar aanleiding van die uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht, of naar voren hadden kunnen worden gebracht, opnieuw onderscheidenlijk alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.”[1]
Gezegd dient te worden dat bestuursrechters herzieningsverzoeken slechts in uitzonderlijke gevallen toewijzen. In het overgrote deel van de zaken waarin een beroep op herziening werd gedaan, oordeelde de rechter dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden die ten tijde van de uitspraak nog niet bekend waren.
Heeft u naar aanleiding van het bovenstaande vragen? Neem dan gerust contact op met één van onze gespecialiseerde advocaten.[1] Citaat uit ABRvS 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2830.
Björn Mulder is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.