Praktijkgebieden: Zorg
De afgelopen week ontstond (wat) commotie rond de vertrekregeling voor een ex-directeur van een autismecentrum. Deze had – zo bleek uit de recent gepubliceerde jaarstukken – in 2014 een vertrekvergoeding van ruim € 180.000,-. De kritiek in de media richtte zich onder meer op het feit dat dit bedrag ruimschoots hoger is dan het maximum dat de Wet Normering Topinkomens stelt voor ontslagvergoedingen. Dat maximum is namelijk € 75.000,- (of een jaarsalaris als dat lager is). Is de kritiek, voor zover gebaseerd op het maximum in de WNT, terecht?
Als je naar de letter van de wet kijkt: nee. De stelling dat de ontslagvergoeding hoger is dan het maximum van de WNT is op zich juist, in die zin dat tegenwoordig geen hogere vergoeding meer mag worden overeengekomen. Diezelfde wet bepaalt echter ook dat afspraken die vóór inwerkingtreding van de wet zijn gemaakt, gedurende een overgangsperiode worden gehonoreerd. Dat geldt voor salarissen die boven het bezoldigingsmaximum liggen, en ook voor afspraken rond ontslag.
De berichtgeving over de vertrekregeling illustreert hoe groot de invloed van de WNT is op het debat over beloningen en vertrekregelingen. Eind verleden jaar kopte een landelijk dagblad dat Rotterdam topinkomens in de zorg “strafte” door instellingen te korten als hun bestuurders meer verdienden dan een minister, wat in Rotterdam nog veelvuldig voorkwam. Uiteraard, zou ik zeggen, want dat is in de WNT ook zo geregeld: afspraken worden nog een vast aantal jaren gehonoreerd (afhankelijk van de situatie – dat overgangsrecht is vrij ingewikkeld omdat de WNT ondertussen ook is aangepast). De wethouder stelde bij de maatregel dat de maatschappelijke discussie over topinkomens bij de verschillende zorginstellingen kennelijk onvoldoende was geland. De wet zélf was bij de wethouder kennelijk nog niet geland, althans niet in volle omvang.
Hetzelfde doet zich nu weer voor rond de vertrokken directeur van het autismecentrum. Die ligt inderdaad boven het maximum van wat nu mag worden afgesproken. Daarmee is echter helemaal niet gezegd dat die uitkering op wat voor manier dan ook strijdig is met de wet, als deze uitkering – zoals de raad van toezicht stelt – eerder is afgesproken. De WNT heeft een midden gezocht tussen het beperken van salarissen in de (semi)publieke sector (waar natuurlijk veel voor te zeggen is, zij het dat over de redelijkheid van het maximum zelf nog behoorlijk wat discussie mogelijk is) en één van de fundamenten van ons recht, te weten het uitgangspunt “afspraak is afspraak”. Dat over die uitkering twijfel is “gezien de maximale ontslaguitkering in de WNT” klinkt misschien goed, maar lijkt meer stemmingmakerij dan zorgvuldige berichtgeving.
Arco Siemons is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied zorg.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.