Praktijkgebieden: Zorg
Op 17 juni 2014 oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven (“CBb”) dat de Nederlandse Zorgautoriteit (“NZa”) geen (wettelijke) bevoegdheid heeft om terugbetaling van onjuiste nota’s af te dwingen. Daarvoor moet een gedupeerde (rechts)persoon naar de civiele rechter.
De kwestie die het CBb diende te beoordelen ging terug tot de jaren 2011 en 2012, toen verschillende ziekenhuizen geld vroegen voor doorverwijzen van patiënten naar AWBZ-instellingen. Volgens de NZa was in dat geval sprake van dubbel ontvangen bedragen: de kosten van doorverwijzing zaten al in de algemene tarieven voor gezondheidszorg versleuteld. De NZa trachtte de volgens haar te veel ontvangen bedragen terug te vorderen van de ziekenhuizen. In de aanwijzing van de NZa werd onder meer bepaald dat het ziekenhuis de verboden van art. 35 lid 1 Wet marktordening gezondheidszorg (“Wmg”) dient na te leven.
Het bezwaar van het ziekenhuis tegen een daarop volgend besluit van de NZa d.d. 15 juni 2013 werd beoordeeld door het CBb. Het CBb was met de NZa van oordeel dat het ziekenhuis geen tarieven aan de AWBZ-instellingen in rekening had mogen brengen, nu voor de doorverwijzingswerkzaamheden geen afzonderlijke prestatiebeschrijving en/of tarief is vastgesteld.
Het belangrijkste onderdeel van de uitspraak had betrekking op de vraag of het ziekenhuis de gedeclareerde bedragen moest terugbetalen uit hoofde van de aanwijzing van de NZa. Volgens het CBb biedt (artikel 76 Wmg) de wet voor een terugbetalingsverplichting onvoldoende aanknopingspunten. Met de instrumenten uit de Wmg is niet beoogd om financiële gevolgen van overtredingen uit het verleden ongedaan te maken maar eerder om actuele overtredingen te beëindigen of herhaling daarvan te voorkomen. De Nza mag dus niet tot feitelijke terugbetaling verplichten.
De AWBZ-instellingen die onterechte nota’s ontvingen dienen dus zelf bij de civiele rechter terugbetaling af te dwingen. Althans, dat is de vraag: de AWBZ-instellingen hebben immers die bedragen ook gedeclareerd en vergoed gekregen van de zorgverzekeraar. En ook voor de zorgverzekeraar geldt dat – in elk geval in dit geval – de door haar verrichte betalingen waren gebaseerd op onderliggende afspraken, zo volgt uit de uitspraak, maar die afspraken waren dus kennelijk in strijd met de wet. Dus wie nu precies terugbetaling van wie kan afdwingen, is nog even de vraag. Wij houden u op de hoogte.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied zorg.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.