Praktijkgebieden: Contracten
Af en toe sijpelt er een bericht naar buiten over de handelspraktijken van een supermarkt of andere grote onderneming in de verticale relatie met haar leveranciers. Uit die berichten lijkt te volgen dat sommige afnemers zich schuldig maken aan misbruik van inkoopmacht. Ondanks een aantal wetsartikelen dat de leveranciers bescherming biedt tegen misbruik van inkoopmacht, lijkt het er op dat de leveranciers zelden of nooit de gang naar de rechter maken, mede vanwege de lange duur van een juridische procedure.
In 2011 is er op Europees niveau een dialoog gestart tussen verschillende belanghebbende om de handelspraktijken in de voedselvoorzieningenketen te bespreken en bespreekbaar te maken. In september 2012 heeft de Nederlandse Tweede Kamer de minister van Economische Zaken verzocht te onderzoeken of de bestaande Nederlandse regelgeving en de zelfregulering die in de keten wordt nagestreefd, voldoende zijn om eventuele oneerlijke handelspraktijken tegen te gaan. De kern van de hierboven door de Tweede Kamer aangesneden discussie is gericht op het vinden van oplossingen voor de gestelde asymmetrische verhoudingen en mogelijk gevallen van marktmisbruik.
De Europese deelnemers aan de dialoog omtrent (on)eerlijke handelspraktijken hebben inmiddels een lijst met beginselen van goede praktijken opgesteld. Deze lijst met zeven beginselen is overgenomen in twee gedragscodes: van de agrofoodindustie en de mode, textiel en schoeiselindustrie.
Op 6 juni jl. heeft onze minister van economische zaken zijn eerste bevindingen aan de Tweede Kamer gerapporteerd. De opgesomde (overgenomen) Europese beginselen vormen in mijn optiek geen wezenlijk andere normen dan die welke al in de Europese richtlijnen en in het Nederlands Burgerlijk Wetboek zijn opgenomen. Zaken als het respecteren van de contractvrijheid van partijen, het concurrentievermogen, het vertrouwen, de continuïteit, de innovatie en de drie pijlers van duurzaamheid (sociale, economisch en milieuaspecten) zijn op de beginselenlijst gezet en zodoende opnieuw onder de aandacht gebracht.
Het goede aan de huidige discussie tussen afnemers en leveranciers is dat partijen (wederom) aandacht lijken te hebben voor een samenwerking op lange termijn en het echt onderhouden van goede relaties met elkaar, zo lijkt ook onze minister in zijn brief van 6 juni jl. aan de Tweede Kamer te concluderen. Eind 2014 komt de minister met zijn slotrapport waarin hij aandacht zal besteden aan 1. het aantal ondernemingen dat zich uiteindelijk aan de gedragscode heeft gebonden, 2. de mate waarin discussies in goed overleg tussen ondernemingen worden opgelost en 3. de effectiviteit van de geschillenbeslechting.
We volgen de ontwikkelingen op de voet.
Diana Joosten is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.