Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Op 10 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Werk en Zekerheid. Zoals wij uitgebreid in onze blog reeks hebben behandeld houdt de nieuwe wet onder andere een wijziging van het ontslagrecht per 1 juli 2015 in en een wijziging van enkele losse onderdelen per 1 januari 2015.
De Eerste Kamer heeft meteen gemeld van plan te zijn om nog dit jaar een reparatiewet te behandelen, nadat de Tweede Kamer dat heeft gedaan uiteraard. Door hoogleraren en advocaten, voornamelijk vanuit de VAAN, zijn inmiddels zoveel (terechte) op- en aanmerkingen gemaakt op de tekst van de wet dat deze nog flink zal moeten worden aangepast. Het is overigens niet de intentie van minister Asscher om ook de strekking van de nieuwe artikelen te wijzigen, het gaat slechts om de lees- en uitvoerbaarheid van de nieuwe wet. Het is daarentegen natuurlijk niet uitgesloten dat de behandeling van die reparatiewet zal worden aangegrepen om toch inhoudelijke wijzigingen door te voeren.
De Eerste Kamer heeft op 10 juni jl. tevens een motie aangenomen die inhoudt dat de regering de werking van de nieuwe limitatief opgesomde ontslaggronden dient te monitoren en binnen een jaar na invoering de Kamer daarover moet informeren. De indiener van de motie vraagt zich af of ondanks de strikte ontslaggronden zoals in de nieuwe wet geformuleerd in sommige gevallen de rechter niet toch alle omstandigheden van het geval moet kunnen meewegen. Die omstandigheden kunnen namelijk zodanig zijn dat van de werkgever naar het oordeel van de rechter in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Oftewel soms moet er toch kunnen worden ontbonden, ondanks het gebrek aan een in de wet limitatief opgesomde grond.
In de brief van de minister van 10 juni 2014 in reactie op een voorstel van de VAAN tot verschillende wijzigingen gaat hij ook in op het voorstel om een restgrond voor ontbinding door de kantonrechter te introduceren. De kantonrechter zou dan kunnen ontbinden op andere gronden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (zoals ook bedoeld in de motie). Daarbij zou bovendien makkelijker een vergoeding kunnen worden toegekend aan de werknemer. De minister ziet niets in dit voorstel, omdat het een aanzuigende werking op de gang naar de kantonrechter zou hebben. Daarnaast gaat de door de wet beoogde preventieve werking van kenbare ontslaggronden verloren. Door de introductie van deze restgrond wordt de werkgever niet gestimuleerd – zoals wel de bedoeling van de minister is – om zorgvuldig te handelen voordat hij een werknemer ontslaat, zoals bijvoorbeeld door hem eerst de kans te geven zich te verbeteren of door te herplaatsen. De minister zegt wel toe naar aanleiding van de motie en de voorstellen van de VAAN een specifieke evaluatie te zullen laten uitvoeren met betrekking tot de uitwerking van de nieuwe limitatieve ontslaggronden.
We zullen minstens tot juli 2015 moeten wachten om te zien hoe het nieuwe ontslagrecht uitpakt. Wellicht dat de reparatiewet nog een deel van de opgeworpen bezwaren wegneemt. Wij houden u op de hoogte.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.