Praktijkgebieden: Contracten
Het Benelux Gerechtshof, dat bevoegd is kennis te nemen van vragen van uitleg van de Eenvormige Wet betreffende de dwangsom van 26 november 1973 heeft de laatste jaren meerdere antwoorden op toepassing en uitleg vragen van de Eenvormige Wet gegeven. De Eenvormige Wet is in onze wet geïmplementeerd in art. 611 a Rv en verder.
In een recent gepubliceerde uitspraak (NJ 2014/213) is bevestigd dat de eerder door het Benelux Gerechtshof geformuleerde regels ook gelding hebben voor gedingen ten overstaan van de bestuursrechter, en dat een bevel van de bestuursrechter aan een bestuursorgaan om binnen een bepaalde termijn te beslissen als ‘hoofdveroordeling’ in de zin van art. 611a Rv kan worden beschouwd, met als gevolg dat een door de rechter aan het bestuursorgaan gegunde termijn als een uitvoeringstermijn moet worden aangemerkt.
De grondslag van deze uitspraak is gelegen in twee eerdere arresten van het Benelux Gerechtshof (NJ 2003/675 en NJ 2011/235) waarin de uitleg van art. 1 lid 3 en 4 van de Eenvormige Wet (art. 611 a lid 3 en 4 Rv) centraal staat. In het oudste arrest oordeelde het Benelux Gerechtshof dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de termijn die de rechter kan toekennen voor de uitvoering van de hoofdveroordeling (uitvoeringstermijn) en de termijn die overeenkomstig art. 611 a lid 4 Rv ertoe strekt de schuldenaar nog enige tijd gelegenheid te geven de veroordeling na te komen zonder dat de niet nakoming verbeurte van een dwangsom tot gevolg heeft (respijttermijn). De uitvoeringstermijn vangt aan vanaf het moment dat de uitspraak met de dwangsomveroordeling is gedaan, de respijttermijn gaat pas in na betekening van de uitspraak. In het in 2011 gepubliceerde arrest bepaalt het Benelux Gerechtshof dat de termijn waarbinnen aan de veroordeling moet zijn voldaan als een uitvoeringstermijn en niet ook als een respijttermijn moet worden opgevat. Het is aan de rechter te bepalen of naast een uitvoeringstermijn ook een respijttermijn wordt toegekend.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.