Praktijkgebieden: Arbeidsrecht
Het wetsvoorstel Werk en Zekerheid waar wij regelmatig over bloggen is op dit moment in behandeling bij de Eerste Kamer. De Eerste Kamercommissie voor SZW heeft besloten om de vragen uit de notitie van de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland mee te nemen bij de behandeling. Of na die behandeling nog wijzingen zullen worden aangebracht aan de huidige voorgestelde wettekst is wel te verwachten. Een deel van de wet wordt waarschijnlijk al per 1 juli 2014 ingevoerd.
Een onderwerp dat tot nu toe nog onderbelicht is gebleven is de met dit wetsvoorstel geïntroduceerde scholingsplicht van werkgevers. Het nieuwe artikel 7:611a BW luidt: “De werkgever stelt de werknemer in staat scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.”
Men gaat er van uit dat dit artikel als uitwerking van het goed werkgeverschap is bedoeld. De wetgever gaat er van uit dat mensen steeds langer zullen doorwerken, waarmee arbeidsmobiliteit van toenemend belang zal worden. Het is daarom cruciaal dat mensen breed en langdurig inzetbaar zijn. Dat lukt alleen bij een stevige inzet op het ontwikkelen van vaardigheden en het opdoen van nieuwe kennis. Een goed opgeleide bevolking draagt bij aan duurzame economische groei en werkgelegenheid, aldus de memorie van toelichting.
Concreet verwacht de wetgever van werkgevers dat zij hun werknemers in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is om de eigen functie goed te kunnen uitvoeren en omscholing of bijscholing ter voorkoming van werkloosheid als de eigen functie komt te vervallen door bijvoorbeeld een reorganisatie of de werknemer de functie niet meer aankan. Daarbij dient de werkgever zo ver te gaan als redelijkerwijs van hem kan worden gevergd. Waar de grens ligt van het redelijke zal van de financiële en organisatorische situatie van elke werkgever op zich afhangen.
Door deze verplichtingen expliciet inde wet op te nemen kunnen aan het niet naleven daarvan (vergaande) consequenties worden verbonden. Zo is het mogelijk dat ontslag van een disfunctionerende werknemer niet is toegestaan als de werkgever niet aan de scholingsplicht heeft voldaan. Of ontslag van een werknemer van wie de functie is komen te vervallen als de werkgever in het kader van de herplaatsing te weinig aan scholing heeft gedaan of de mogelijkheden daartoe niet heeft onderzocht.
Ten slotte kunnen de scholingskosten nog wel in het voordeel van de werkgever werken. Het wordt mogelijk om op basis van nog te formuleren maatregelen van bestuur de gemaakte scholingskosten van de verschuldigde transitievergoeding af te trekken bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
De wetgever tracht daarmee tevens een prikkel voor de werkgever te bewerkstelligen om ook tijdens het dienstverband te blijven investeren in de bredere ontwikkeling en opleiding van zijn werknemers, met het oog op hun eventuele toekomstige arbeidsmarktpositie. Het dient hierbij niet te gaan om kosten voor bijvoorbeeld scholing die benodigd is voor de functie die de werknemer bij de werkgever uitoefent.
Indien het wetsvoorstel Werk en Zekerheid wordt aangenomen door de Eerste Kamer, dan zal de scholingsplicht waarschijnlijk per 1 juli 2015 van kracht worden. U kunt zich daar op voorbereiden door nu al elke vorm van scholing – de diploma's en de facturen – in de personeelsdossiers te bewaren.
Maartje Oliemans-Ouwehand is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied arbeidsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.