Praktijkgebieden: Contracten
Op 7 februari 2014 (X/Goed Vast Goed Veenendaal B.V.) wees de Hoge Raad een arrest over de vraag of een schuldeiser naast de contractuele boete ook schadevergoeding kon vorderen, voor zover het bedrag van de schade de hoogte van de contractuele boete oversteeg.
In de koopovereenkomst van partijen was het volgende bepaald.‘ZekerheidstellingTot meerdere zekerheid voor de nakoming van zijn verplichting zal koper een waarborgsom ter grootte van 10% van het transactiebedrag (….) De door koper gestelde waarborgsom zal van rechtswege als boete verbeurd zijn ingeval koper in de nakoming van zijn verplichtingen tekort schiet.'en‘Overige bepalingenVoor het overige zijn de gebruikelijke bepalingen die bij koop en verkoop van (soortgelijke) onroerende zaken gelden van toepassing.'De wet kent een aantal bepalingen voor contractuele boetes. Al die wettelijke bepalingen zijn van regelend recht, dus als partijen de wettelijke bepalingen niet tussen hen willen laten gelden is het van belang in het contract van de wet af te wijken. Artikel 6:92 lid 2 BW bepaalt dat hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is, in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet. Wil een schuldeiser de mogelijkheid behouden een contractuele boete te vorderen én overige schadevergoeding, dan dient dat in het contract te worden opgeschreven.
De vraag is natuurlijk of dat in de geciteerde bepalingen voldoende is gebeurd.
Het hof heeft in de procedure geoordeeld dat het gebruikelijk is om af te wijken van art. 6:92 lid 2 BW en dat – gelet op de beperkte mate waarin het boetebeding in de overeenkomst is geregeld en op het feit dat daarin uitdrukkelijk is voorzien in toepasselijkheid van de gebruikelijke bepalingen bij overeenkomsten als de onderhavige – het in de overeenkomst onder ‘Overige bepalingen' gebezigde begrip ‘Voor het overige' mede ziet op de gebruikelijke bepalingen over de toepassing van boetebedingen.
De Hoge Raad oordeelt dat het hof met dat oordeel buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen is getreden, omdat de schuldeiser – anders dan het hof heeft overwogen – in hoger beroep niet de stelling heeft betrokken dat partijen hebben willen afwijken van de wettelijke regeling van art. 6:92 lid 2 BW. Weliswaar heeft verweerster in hoger beroep aanspraak gemaakt op vergoeding van haar schade voor zover deze uitgaat boven het bedrag van de contractuele boete, maar daartoe heeft zij zich enkel beroepen op art. 6:94 lid 2 BW.
Hierdoor wordt de kwestie (ook) in het licht gezet van de aangevoerde en aan te voeren rechtsgronden en dus het procesrecht. Evenwel zou ik adviseren om, indien gewenst, ondubbelzinnig af te wijken van art. 6:92 lid 2 BW in het contract om, mocht het dan alsnog tot een procedure komen, met een beroep op art. 6:92 lid 2 BW te vorderen dat de schuldeiser aanspraak maakt op schadevergoeding naast de contractuele boete.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.