Praktijkgebieden: Contracten
Sinds 5 april 1993 bestaat de Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Deze richtlijn, uitgevaardigd door de Raad voor de Europese Gemeenschappen, beoogt de consument bescherming te bieden tegen bedingen die onder bepaalde omstandigheden nadelig kunnen uitpakken voor de consument.
De richtlijn is niet rechtstreeks van toepassing, maar het Nederlandse recht dient richtlijnconform te worden uitgelegd. Met als gevolg dat de richtlijn al heel wat pennen in beweging heeft gebracht. Ook wij schreven hier al eerder over.
In de richtlijn is onder meer bepaald dat een consument niet gebonden is aan een (oneerlijk) beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld en dat in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
In een recent arrest van 13 september 2013 geeft de Hoge Raad de Nederlandse rechter instructies over hoe de richtlijn moet worden toegepast indien mogelijk sprake is van een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden.
In deze zaak speelde het volgende. Een consument (de opdrachtgever) had een aanneemovereenkomst gesloten met een aannemer voor de verbouwing van zijn woning. In de algemene voorwaarden was een rentebeding opgenomen. Een dergelijk beding houdt in dat de opdrachtgever bij te late betaling een rente is verschuldigd die hoger is dan de wettelijke rente. Zo ook in dit geval, bij te late betaling was de opdrachtnemer volgens het beding 2% rente per maand (24% per jaar) verschuldigd.
De aannemer vorderde betaling van de openstaande facturen vermeerderd met de contractuele rente van 2%. De opdrachtgever voerde geen verweer tegen deze rentevordering. De vordering werd vervolgens door het hof 's-Hertogenbosch grotendeels toegewezen, met inbegrip van de bedongen rente van 2% per maand.
In cassatie gaat het slechts om de vraag of het hof ambtshalve, dus ook in het geval de opdrachtgever geen verweer voert, had moeten onderzoeken of de opdrachtgever aan het rentebeding gebonden was of dat sprake was van een oneerlijk beding in de zin van de richtlijn. De Hoge Raad overweegt dat de richtlijn gelijkwaardig is aan nationale regels van openbare orde. Volgens het Nederlandse procesrecht moet de rechter in hoger beroep het recht van openbare orde in beginsel toepassen, ook buiten het door de grieven ontsloten gebied. Op basis van de rechtspraak van het Europese hof van justitie oordeelt de Hoge Raad dat indien de rechter op grond van de gebleken feiten en gegevens vermoedt dat sprake is van een oneerlijk beding, hij gehouden is dit ambtshalve te onderzoeken. Als de rechter vervolgens vaststelt dat een beding oneerlijk is in de zin van de richtlijn, is de rechter gehouden het beding ambtshalve te vernietigen, tenzij de consument aangeeft dat hij geen vernietiging wenst.
De verplichting tot ambtshalve onderzoek geldt volgens de Hoge Raad voor de rechter in eerste aanleg, hoger beroep en ook in verstekzaken. De rechter dient zelfs, indien de voor het onderzoek naar de oneerlijkheid van het beding van belang zijnde feiten niet vaststaan, de partijen te instrueren die relevante gegevens te verstrekken.
In cassatie kan dus worden geklaagd als het bedoelde ambtshalve onderzoek door de feitenrechter achterwege is gelaten. Volgens de Hoge Raad heeft een dergelijke klacht kans van slagen indien onbegrijpelijk is waarom de in de procedure gebleken gegevens de rechter geen aanleiding hebben gegeven om te vermoeden dat de overeenkomst een oneerlijk beding bevat en onder de richtlijn valt.
Lonni Westland is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.