Praktijkgebieden: Bestuursrecht
Een ingebrekestelling gericht aan een bestuursorgaan dient niet alleen schriftelijk te zijn. Op zijn minst moet duidelijk zijn dat de eiser het bestuursorgaan duidelijk heeft willen maken dat de beslistermijn is verstreken, zo oordeelde de rechtbank Oost-Nederland in haar uitspraak van 19 april 2013.
Als een bestuursorgaan niet binnen de desbetreffende termijn een besluit neemt, kan beroep ingesteld worden tegen het niet tijdig beslissen. Daarnaast loopt het bestuursorgaan het risico dat het dwangsommen verbeurt. Wij schreven daar eerder over. Voor beide situaties, het instellen van beroep en voor het verbeurd raken van dwangsommen, geldt dat het bestuursorgaan eerst in gebreke moet worden gesteld. Welke vereisten gelden voor de ingebrekestelling?
Allereerst geldt dat het bestuursorgaan pas in gebreke kan worden gesteld als het bestuursorgaan daadwerkelijk in gebreke is een besluit te nemen. Het is dus niet mogelijk om bijvoorbeeld bij een aanvraag het bestuursorgaan al bij voorbaat in gebreke te stellen voor het geval niet tijdig zal worden beslist. Dan zou de ingebrekestelling immers zijn functie niet meer kunnen vervullen, te weten het aanmanen van het bestuursorgaan.
Verder moet het bestuursorgaan nog enige tijd te worden gegund om alsnog te beslissen, anders heeft de ingebrekestelling immers geen zin. Voor de duidelijkheid is deze termijn in de Awb gesteld op twee weken. De termijn van twee weken vangt aan op de dag na die waarop de ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. Indien het bestuursorgaan bijvoorbeeld op maandag 2 augustus een ingebrekestelling ontvangt, is de eerste dag van de termijn dinsdag 3 augustus. De laatste dag van de termijn is dan maandag 16 augustus, zodat op dinsdag 17 augustus voor de eerste keer de dwangsom wordt verbeurd, indien nog steeds geen besluit is genomen.
Ook is vereist dat de ingebrekestelling schriftelijk plaatsvindt. Dat kan ook langs elektronische weg, als het bestuur de elektronische weg hiervoor heeft opengesteld. Aan de inhoud van de ingebrekestelling zijn geen bijzondere wettelijke eisen gesteld. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat van een ingebrekestelling slechts sprake kan zijn, als voldoende duidelijk is op welk te nemen besluit zij betrekking heeft.
De rechtbank Oost-Nederland voegt daar nu als vereiste dus aan toe dat uit de ingebrekestelling op zijn minst moet blijken dat de eiser het bestuursorgaan duidelijk heeft willen maken dat de beslistermijn is verstreken. De rechtbank verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 december 2012. In die uitspraak heeft de Afdeling bepaald dat een brief die slechts een herinnering van een lopend verzoek bevat en de kennisgeving van de wens spoedig een besluit op dat verzoek te ontvangen, niet als een ingebrekestelling kan worden beschouwd.
Noch in de wet noch in de parlementaire geschiedenis wordt voornoemd vereiste als voorwaarde voor een ingebrekestelling gesteld. Het is het echter wel begrijpelijk dat op een of andere manier voor het bestuursorgaan duidelijk moet zijn dat het wordt aangemaand spoedig een besluit te nemen. Naar mijn mening mag aan een dergelijke brief niet al te hoge eisen worden gesteld.. Een verzoek spoedig een besluit te nemen dient mijns inziens daarom wél beschouwd te worden als een ingebrekestelling. De Afdeling en de rechtbank zien dit vooralsnog anders. Wij zullen in de gaten blijven houden hoe de rechtspraak zich op dit punt ontwikkelt.
Yordy Soffner is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bestuursrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.