Praktijkgebieden: Contracten
Een geschil tussen een eiseres en haar (voormalig) financieel adviseur had de volgende kern.
Eiseres heeft zich sinds 2001 in financiële kwesties laten adviseren door het verzekerings- en hypotheekkantoor van verweerder. In 2005 heeft zij met verweerder gesproken over de belegging van een schenking ten bedrage van € 200.000. Dit heeft erin geresulteerd dat eiseres een overeenkomst van geldlening is aangegaan met een makelaarskantoor waarin verweerder een belang had. In 2007 is dit makelaarskantoor gefailleerd. De resterende hoofdsom van de geldlening was toen € 174.133. Eiseres stelt verweerder aansprakelijk, daartoe stellende dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door haar welbewust en in zijn eigen belang bloot te stellen aan risico's die eiseres niet had willen lopen indien zij daarover was geïnformeerd. Verweerder brengt hiertegen in dat hij weliswaar namens het makelaarskantoor met eiseres heeft gesproken over de geldlening, maar dat hij daarbij (naar eiseres diende te begrijpen) niet optrad als haar adviseur van het eerder door eiseres ingeschakelde verzekerings – en hypotheekkantoor.
Het Hof is van oordeel dat eiseres er niet op had mogen vertrouwen dat verweerder op trad als een bemiddelaar, aangezien verweerder een eigen belang had in het makelaarskantoor. De Hoge Raad oordeelt anders op 22 maart 2013 en neemt tot uitgangspunt dat verweerder vóór 2005 met zijn kantoor optrad als financieel adviseur van eiseres, onverlet laat dat verweerder zelf bij de totstandkoming van de geldlening jegens eiseres kan hebben gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Verweerder was destijds altijd als adviseur van eiseres opgetreden en gezien die hoedanigheid rustte op hem “een zorgplicht haar duidelijk te wijzen op de risico's die aan de, pas tijdens het gesprek voorgestelde en toen ook direct in een overeenkomst vastgelegde, geldlening aan [het makelaarskantoor] waren verbonden, dan wel haar naar een andere adviseur te verwijzen”. De reden dat verweerder ook was benaderd door eiseres vanwege de tot dan toe bestaande adviesrelatie en de eisen van maatschappelijke zorgvuldigheid, maakten, ondanks het ontbreken van een contractuele relaties, dat verweerder zich de belangen van eiseres wel degelijk had moeten aantrekken. Opvallend overigens was dat de AG bij dit arrest had geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. Het lijkt erop dat de Hoge Raad aanneemt dat de zorgplicht van een adviseur na afloop van de contractuele adviesrelatie nog een zekere (postcontractuele) “nawerking” kan hebben in het kader van art. 6:162 BW.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.