Praktijkgebieden: Contracten
Over de verplichting tot tijdig klagen bij een gebrek in de geleverde prestatie (art. 6:89 BW) is de laatste paar jaar veel rechtspraak gewezen. Ook de onderzoekstermijn en klachtplicht van een koper bij zaken (art. 7:23 BW) heeft de gemoederen volop bezig gehouden.
De vraag of een belegger in een beleggingsadviesrelatie met een financiële dienstverlener ook gehouden is tot tijdig protest op straffe van verval van recht, is reeds door de Hoge Raad in 2010 bevestigend beantwoord, maar is op 8 februari 2013 in maar liefst drie arresten (te raadplegen via www.rechtspraak.nl) waarvan er een al eerder in onze weblogs is behandeld.
Opmerkelijk aan die arresten is dat de onderzoeks- (en daarmee klacht-)termijn van een belegger geen aanvang neemt op het moment dat rendementen tegenvallen of verliezen worden gelezen, maar op het moment dat een belegger bekend raakt met de bijzondere zorgplicht van de effectendienstverlener en de belegger aanleiding heeft te veronderstellen dat de effectendienstverlener in die bijzondere zorgplicht is tekortgeschoten.
Die bijzondere zorgplicht behelst onder meer dat de bank/effectendienstverlener vooraf naar behoren onderzoek moet doen naar de financiële mogelijkheden, deskundigheid en doelstellingen van de cliënt en dat zij hem dient te waarschuwen voor eventuele risico's die aan een voorgenomen of toegepaste beleggingsvorm zijn verbonden, alsook voor het feit dat een door hem voorgenomen of toegepaste beleggingsstrategie niet past bij zijn financiële mogelijkheden of doelstellingen, zijn risicobereidheid of zijn deskundigheid. Deze plicht strekt mede ter bescherming van de cliënt tegen het gevaar van een gebrek aan kunde en inzicht of van eigen lichtvaardigheid.
Consequentie van het voorgaande is dat een belegger soms jaren gerechtvaardigd zou kunnen wachten met het uiten van een klacht. Immers: dat verlies wordt geleden op de beleggingen betekent nog niet dat de belegger ook weet dat de dienstverlener een bijzondere zorgplicht heeft waarin zij mogelijk is tekortgeschoten. En dit geïntroduceerde criterium voor de aanvang van de klachttermijn verhoudt zich moeilijk tot de ratio van art. 6:89 BW: bescherming van de schuldenaar tegen late en daardoor moeilijk te betwisten klachten.
We wachten af of deze rechtspraak beleggers aanleiding geeft om zich alsnog of nogmaals met een klacht tot de effectendienstverlener te wenden.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.