Praktijkgebieden: Contracten
De Hoge Raad heeft op 1 februari een arrest gewezen dat met name relevant is voor het leerstuk van de dwaling. Het ging in dit verband over een tussen partijen geldende vaststellingsovereenkomst, die een van de partijen op grond van dwaling probeerde te vernietigen.
In dit arrest heeft de Hoge Raad een beroep op dwaling ten aanzien van een vaststellingsovereenkomst toegestaan. In de wet staat in art. 6:228 BW dat een geslaagd dwalingsberoep kan worden gedaan als gevolg van een onjuiste inlichting van de wederpartij waardoor de partij die zich op dwaling beroept, van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan (sub a ), als gevolg van een schending van de mededelingsplicht door de wederpartij van de dwalende (sub b), of als gevolg van wederzijdse dwaling (sub c). Een geslaagd beroep op dwaling leidt – als hoofdregel – tot vernietiging van een overeenkomst.
In de zaak die tot dit arrest heeft geleid ging het om een voorovereenkomst (waarin partijen overeenkwamen dat bindend adviseurs de waarde van objecten zouden vaststellen) en een uiteindelijke vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst was ook bepaald dat partijen de eerder gesloten voorovereenkomst vernietigden, en dat de opdracht aan de benoemde bindend adviseur werd beëindigd.
In deze procedure vorderde één van de partijen vernietiging van de vaststellingsovereenkomst, omdat hij bij het aangaan daarvan was uitgegaan van onjuiste informatie. De wederpartij had onder meer de bindend adviseur had misleid inzake de waarde van diverse objecten die de bindend adviseur in zijn conceptrapportages had besproken.
Het Hof volgde de dwalende niet in zijn vordering. Ten eerste oordeelde het Hof dat uit de vaststellingsovereenkomst blijkt dat partijen de voorovereenkomst met daarin de afspraak dat derden de waarde van hun goederen zouden vaststellen, hebben beëindigd. Partijen hebben met de vaststellingsovereenkomst ook niet willen voortbouwen op de voorovereenkomst. Voor zover de zich op dwaling beroepende partij had aangevoerd dat de wederpartij de bindend adviseur verkeerd had voorgelicht was dat – aldus nog steeds het Hof – voor zijn beroep op dwaling niet relevant. De vaststellingsovereenkomst berustte namelijk niet op de bemoeienissen van de bindend adviseur of op zijn waarderingen van de verschillende vermogensbestanddelen.
Met name dat laatste is interessant, en de Hoge Raad was het daarmee ook niet eens en casseerde, overwegende:“indien, zoals in het onderhavige geval, wordt gesteld dat de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, staat voorts aan een succesvol beroep op dwaling niet in de weg dat die inlichting niet rechtstreeks aan de dwalende partij is verstrekt of niet specifiek is verstrekt in verband met de overeenkomst ten aanzien waarvan het beroep op dwaling is gedaan. De omstandigheid dat de vaststellingsovereenkomst niet berustte op de bemoeienissen of waarderingen van de bindend adviseur, sluit derhalve niet uit dat de dwalende die overeenkomst kan hebben gesloten onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken die gebaseerd was op een inlichting van de wederpartij aan de bindend adviseur waarvan de partij door de rapportage van de bindend adviseur heeft kennisgenomen.”
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.