Praktijkgebieden: Contracten
Op grond van artikel 151 en 156 Rv wordt aan een ondertekende overeenkomst dwingende bewijskracht toegekend. Dwingende bewijskracht houdt in dat de rechter verplicht is de inhoud hiervan als waar aan te nemen (behoudens tegenbewijs). De Hoge Raad boog zich recentelijk over de vraag of dwingende bewijskracht kan worden toegekend aan een overeenkomst die is geparafeerd (dus niet: ondertekend) door een persoon die de Nederlandse taal niet beheerst.
Het ging hier om een geschil tussen werknemer A en werkgever BASF (destijds Grapofex). Werkgever had op 18 april 2001 een arbeidsovereenkomst gesloten met A. De arbeidsovereenkomst was in het Engels gesteld, de bijlage waarin de pensioenverplichtingen van werkgever waren uiteengezet was echter abusievelijk in het Nederlands gesteld. Namens werkgever werd de arbeidsovereenkomst, inclusief bijlage, geparafeerd. De paraferende medewerker beheerste niet de Nederlandse taal, maar begreep wel Engels.
Werknemer A vorderde na het einde van het dienstverband nakoming van de pensioenverplichtingen en beriep zich hierbij op de dwingende bewijskracht van de arbeidsovereenkomst met bijlage. BASF stelde zich echter op het standpunt dat aan de bijlage geen dwingende bewijskracht kan worden toegekend. Het paraferen door een persoon die de Nederlandse taal niet machtig is kan in de opvatting van werkgever namelijk niet als ‘ondertekening' worden gekwalificeerd. Indien geen sprake is van ondertekening in de zin van art. 156 Rv, dan is geen sprake van een overeenkomst met dwingende bewijslast.
De Rechtbank en het Hof oordeelden in het voordeel van werkgever. De Hoge Raad erkende echter wèl de dwingende bewijskracht en vernietigde op 5 oktober 2012 het arrest van het Hof. Indien de paraaf de desbetreffende persoon in voldoende mate individualiseert is immers sprake van ondertekening in de zin van art. 156 Rv. De omstandigheid dat de persoon de taal waarin de overeenkomst is gesteld niet machtig is, staat daaraan niet in de weg.
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.