Praktijkgebieden: Bedrijven in moeilijkheden
Het retentierecht is een sterk recht in faillissement. De schuldeiser die een retentierecht heeft op een aan de schuldenaar toebehorende zaak, de retentor, verliest zijn recht niet door een faillietverklaring. Het retentierecht blijft als zodanig bestaan. Afhankelijk van de vraag of de retentor zijn rechten kan inroepen tegen derden, komt hem een hoge voorrangspositie toe in faillissement. Indien de retentor zijn retentierecht kan inroepen tegen derden, heeft hij zelfs voorrang boven de pand- en hypotheekhouders. Hoe werkt dit retentierecht in faillissement en wat zijn de bevoegdheden van de curator?
Om het retentierecht in faillissement te begrijpen dient eerst te worden teruggegrepen op het algemene leerstuk, dat is geregeld in artikel 3:290 BW. Het recht van retentie is de bevoegdheid die de schuldeiser toekomt om nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. In de praktijk komt men dit regelmatig tegen.
De retentor kan niet, net als pand- en hypotheekhouders, zijn rechten uitoefenen alsof er geen faillissement is. Hij is geen separatist. Zo zal hij zijn vordering ter verificatie bij de curator moeten indienen en kan hij in beginsel niet overgaan tot verkoop van het goed. Hoe uit zich de voorrangspositie van de retentor dan wel?
Omdat het goed waarop het retentierecht ziet, eigendom is van de gefailleerde, zal de curator dit te gelde willen maken. Hiertoe heeft hij twee bevoegdheden. Enerzijds kan hij overgaan tot opeising en verkoop van het goed van de gefailleerde (waarop het retentierecht rust). De retentor dient dan bij te dragen in de faillissementskosten, maar behoudt zijn voorrang; bij uitdeling van de opbrengst blijkt zijn voorrangspositie. Daarnaast kan de curator het goed in de boedel terugbrengen door de vordering waarvoor het retentierecht wordt uitgeoefend te voldoen. Hiertoe zal hij bijvoorbeeld willen overgaan indien het openstaande bedrag nog slechts een klein gedeelte bedraagt van de waarde die het goed oplevert in de boedel.
De retentor kan de curator een redelijke termijn stellen om één van deze bevoegdheden uit te oefenen. Deze termijn dient uit stukken te blijken. Daarbij moet het voor de curator duidelijk zijn dat de retentor binnen deze termijn duidelijkheid wenst met betrekking tot het uitoefenen van één van de bovengenoemde bevoegdheden van curator. Interessant wordt het als de curator deze termijn laat verstrijken zonder over te gaan tot één van bovengenoemde bevoegdheden. In dat geval krijgt de retentor alsnog een recht van parate executie: hij mag het goed verkopen en hoeft dan niet bij te dragen in de kosten.
Lees ook: retentierecht in de bouw of recht van retentie voor aannemers
Sascha Guillaume is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bedrijven in moeilijkheden.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.