Praktijkgebieden: Contracten
Partijen die met elkaar een contract willen sluiten, zijn in principe vrij om daarin op te nemen wat zij willen. Zij zijn dus ook vrij om te bepalen dat pas sprake is van gebondenheid aan de overeenkomst indien aan een of meer voorwaarden is voldaan, de zogeheten “opschortende voorwaarde(n)”.
Eén van de voornaamste redenen dat een partij een opschortende voorwaarde bedingt, is dat er dan altijd een escape bestaat om de onderhandelingen tot het daadwerkelijk binden aan de overeenkomst te beëindigen. Zonder dat die partij dan aansprakelijk is en schadeplichtig als gevolg van het onaanvaardbaar afbreken van de onderhandelingen. Voorbeelden van dergelijke voorbehouden zijn “onder voorbehoud van goedkeuring door de directie” of “subject to contract”.
De partij die een voorbehoud van goedkeuring van een orgaan bedingt, is in beginsel pas gebonden aan de overeenkomst indien die goedkeuring is verkregen. Toch is het niet zo dat een partij op ieder moment van de onderhandelingen een voorbehoud kan inroepen. Niet alleen de precontractuele fase, maar ook de fase waarin het voorbehoud moet worden vervuld, wordt beheerst door de redelijkheid en billijkheid. Op de partij ten behoeve van wie een voorbehoud is bedongen, rust een inspanningsverplichting die voorwaarde te doen vervullen. Dat leidt er bijvoorbeeld toe dat de partij die een voorbehoud van goedkeuring heeft bedongen, de goedkeurende instantie geen onjuiste informatie mag geven, dat ingeval van (vrijwel) overeenstemming, een positief advies aan het goedkeurend orgaan moet geven en dat een relevante reden voor het inroepen van het voorbehoud moet worden verstrekt.
Zo heeft het Gerechtshof Arnhem eens geoordeeld dat het inroepen van een voorbehoud van goedkeuring van de aandeelhouder onaanvaardbaar was omdat: 1. de verwachting was gewekt dat de meerderheidsaandeelhouder akkoord was (de minderheidsaandeelhouder deed de onderhandelingen), 2. aan de reeds bestaande overeenstemming al uitvoering was gegeven, en 3. geen goede grond was genoemd voor het inroepen van het voorbehoud.
De les is de volgende. Een voorbehoud – mits helder geformuleerd – kan een partij in vergaande mate beschermen tegen aansprakelijkheid tijdens het afbreken van onderhandelingen. Ga er echter zorgvuldig mee om, roep het niet zonder reden in en ook niet in een te laat stadium van de onderhandelingen. Het belangrijkste is uiteindelijk een nauwkeurige formulering. Wij helpen u daarbij graag.
Sabine Hirdes is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.