Praktijkgebieden: Zorg
Een effectieve en laagdrempelige klachten- en geschillenregeling; dat is volgens het voorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) dé manier om het vertrouwen van de cliënten en tegelijkertijd de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Op dit moment, zo volgt uit verschillende onderzoeken, twijfelen de cliënten aan de onafhankelijkheid van de beoordeling van klachten en zijn ze vaak niet tevreden met de afhandeling daarvan. En dat moet veranderen.
De klachtenregeling, die op basis van de Wcz door de zorgaanbieder zal worden vastgesteld, kent strakke termijnen. Daar waar de zorgaanbieder die termijnen nu nog zelf in haar klachtenregeling kan opnemen, schrijft de Wcz straks voor dat klachten binnen een termijn van zes weken, eventueel wegens bijzondere omstandigheden verlengd met vier weken, moeten zijn afgehandeld. De klager krijgt daarnaast een wettelijk recht op gratis ondersteuning in de vorm van informatie, advies en bemiddeling door een door de zorgaanbieder aan te wijzen persoon. En representatieve cliëntenorganisaties krijgen verstrekkende inspraak op de door de zorgaanbieder vast te stellen klachtenregeling; die regeling moet “in overeenstemming met” een van hen worden vastgesteld (vgl. artikel 28).
Een zorgaanbieder is daarnaast verplicht om zich aan te sluiten bij een geschilleninstantie, die geschillen over gedragingen van de zorgaanbieder zal beslechten door een uitspraak te doen in de vorm van een bindend advies. Voor de afhandeling van geschillen geeft de Wcz geen termijn, al is wel bepaald dat de geschilleninstantie op korte termijn uitspraak dient te doen indien de omstandigheden daarom vragen. Een procedure bij deze instantie zal in de regel ook wel sneller tot een eindoordeel leiden in vergelijking met die bij de rechter, aangezien er geen hoger beroep mogelijk is en het bindend advies slechts onder omstandigheden ter (beperkte) toetsing aan de rechter kan worden voorgelegd. De geschilleninstantie zal bevoegd zijn om een vergoeding van geleden schade toe te kennen tot een bedrag van 25.000 euro. De uitspraken zullen (uiteraard geanonimiseerd) openbaar worden gemaakt (vgl. artikel 29).
Ter vergelijking; de huidige Geschillencommissie Zorginstellingen behandelt uitsluitend zaken die op geld waardeerbaar zijn en zorgaanbieders betreffen die zich vrijwillig hebben aangesloten, terwijl de maximaal toe te kennen schadevergoeding 5.000 euro bedraagt.De Geschillencommissie Zorginstellingen is bovendien uitdrukkelijk geen hogere beroepsinstantie ten opzichte van uitspraken van klachtencommissies.De geschilleninstantie op basis van de Wcz zal echter wel als zodanig gaan fungeren: cliënten die een klacht in tweede aanleg willen laten beoordelen, kunnen deze aan de geschilleninstantie voorleggen (vgl. artikel 29 lid 2 onder a).
Met name zorgaanbieders die op dit moment nog niet zijn aangesloten bij een geschillencommissie, doen er goed aan zich tijdig op deze ontwikkelingen voor te bereiden en interne procedureafspraken te maken. Voor hen zal het fenomeen bindend advies (in tegenstelling tot aanbevelingen) naar aanleiding van klachten van cliënten nieuw zijn.
In zijn algemeenheid geldt dat het bedrag dat de geschilleninstantie zal kunnen toekennen (in een in principe definitieve beslissing), het bedrag dat zorgaanbieders zelfstandig op grond van de verzekeringsvoorwaarden mogen afhandelen, zal overschrijden. Ook dat vraagt aandacht.
Tot slot, de Wcz biedt de mogelijkheid om in de klachtenregeling te bepalen dat deze niet van toepassing is op klachten voor zover deze betrekking hebben op het vergoeden van geleden schade (vgl. artikel 28 lid 3). In dat geval zal men voor een schadevergoeding moeten uitwijken naar de geschilleninstantie of de rechter. Hier heeft de zorgaanbieder een zelfstandige afweging te maken, zij het dat, als gezegd, een representatieve cliëntenorganisatie betrokken zal zijn bij de vaststelling van de regeling.
(Deze blog is een vervolg op een eerdere bijdrage over de Wcz van 18 april jl. Daarin vindt u een link naar de tekst van het wetsvoorstel.)
Femke van Ooijen is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied zorg.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.