Praktijkgebieden: Dier en recht
De wet stelt de bezitter van een dier risico-aansprakelijk voor schade die door het dier wordt veroorzaakt. Een beetje zoals ouders voor de daden van hun jonge kinderen aansprakelijk zijn.
Het kan voorkomen dat de ene persoon bezitter is van een dier, terwijl dat dier bij een ander is ondergebracht. Die ander houdt het dier dan voor de bezitter. Tegelijkertijd kan de houder het dier – bijvoorbeeld omdat dat is overeengekomen met de bezitter – gebruiken in de uitoefening van zijn bedrijf. In dat geval is de houder risico-aansprakelijk voor door het dier toegebrachte schade.
De bepaling dat degene die het dier “gebruikt in de uitoefening van zijn bedrijf” aansprakelijk is, is vrij ruim en geeft daardoor in principe makkelijk aanleiding tot discussie. Immers, wanneer gebruikt men een dier voor de uitoefening van zijn bedrijf? Gebruikt de hondenkapper de poedel die hij scheert in de uitoefening van zijn bedrijf? Feitelijk, want zonder poedel valt er weinig te scheren. Deze is dus in elk geval het voorwerp van de door de hondenkapper verleende dienst, waarvoor hij door het baasje betaald krijgt. De vruchten van het knipwerk – zoals de te winnen schoonheidsprijs – komen echter aan de hondenkapper niet ten goede. De kapper exploiteert het dier dus niet. Is dan wel sprake van gebruik in de uitoefening van zijn bedrijf?
Dat voelt niet per definitie logisch, maar het is wel zo. De Hoge Raad oordeelde in een zaak over een bij een manege ondergebracht paard over de aansprakelijkheid voor door het paard toegebrachte letselschade. De manegehouder was geen bezitter van het paard. Het enige dat de manegehouder deed was het paard “zadelmak” maken, waarvoor hij door de bezitter werd betaald. De manegehouder gebruikte het paard niet voor verhuur of het geven van paardrijlessen. Hij zou dat ook nooit gaan doen, omdat het paard voor een derde was bestemd.
De Hoge Raad oordeelt echter dat het er niet toe doet wat de economische rol van het gebruik van dier in de bedrijfsuitoefening is. Aan wie de baten en lasten van het dier toekomen is geen criterium. Volgens de Hoge Raad dient vrijwel uitsluitend te worden gekeken naar het feitelijk gebruik van het dier wanneer het gaat om het aanwijzen van de met betrekking tot dat dier risico-aansprakelijke persoon. Alle reden dus voor degene die in zijn bedrijf dieren van anderen onder zich heeft, om daarvoor een goede aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en/of aansprakelijkheid met de bezitter contractueel vast te leggen.
Koen van den Berg is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied dier en recht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.