Praktijkgebieden: Contracten
De onverschuldigde betaling is een leerstuk waar iedereen weleens in zijn leven mee te maken krijgt. Voorbeelden: je hebt een schuld via een bankoverschrijving betaald, maar je hebt het verkeerde bankrekeningnummer ingevuld, of je hebt een schuld voor een ander voldaan, terwijl die schuld niet meer bestond. Het gebeurt zelfs weleens dat iemand per ongeluk twee keer dezelfde rekening betaalt.
Als zoiets je overkomt, dan heb je recht op restitutie van dit bedrag op grond van onverschuldigde betaling (geregeld in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek). Deze vordering tot restitutie dient gericht te zijn tegen degene aan wie je hebt betaald.
De teruggave van een geldsom houdt in een gelijk bedrag, dat wil zeggen waarderestitutie. Bij prestatie van een andere aard, heb je recht op ongedaanmaking van die prestatie.
Soms is echter ongedaanmaking van de ontvangen prestatie niet meer mogelijk. Dat kan allerlei oorzaken hebben. Het kan bijvoorbeeld gaan om vervoer van personen of goederen dat onverschuldigd werd verricht én niet meer teruggegeven kan worden. In zo'n geval – waarin ongedaanmaking onmogelijk is omdat de prestatie uit een feitelijk doen of nalaten of zuivere genotsverschaffing bestaat – bepaalt de wet dat een vergoeding van de waarde van de prestatie daarvoor in de plaats treedt.
Uitgesloten daarvan zijn dus de prestaties die door een later toevallig voorval niet meer ongedaan zijn te maken. Bijvoorbeeld een stapel hout dat na levering door brand teniet is gegaan. De ontvanger kan het hout in beginsel naar de aard van de prestatie terugleveren, maar in dit geval zal hij in de nakoming daarvan tekort moeten schieten. De algemene regels van het leerstuk voor tekortschieten zijn op zo'n geval van toepassing.
Voor een waardevergoeding moeten wel redelijke gronden worden aangevoerd. Het vereiste van redelijkheid is gelegen in de omstandigheden dat de onverschuldigd betalende partij enerzijds zelf een risico neemt wanneer hij een prestatie verricht die naar zijn aard ongedaanmaking uitsluit, anderzijds is het niet de bedoeling dat hij op die manier een prestatie aan een ander opdringt.
De wet noemt drie gevallen waarin het redelijk is dat de ontvanger tot vergoeding overgaat:
1. indien de ontvanger door de prestatie is verrijkt;2. indien het aan de ontvanger is toe te rekenen dat de prestatie is verricht; en3. indien de ontvanger erin had toegestemd een tegenprestatie te verrichten.
Een voorbeeld van het eerste geval is een beleggingsadvies dat per ongeluk aan een verkeerde persoon is geadresseerd. Vervolgens neemt de ontvanger kennis van de inhoud en doet daarmee zijn voordeel. Indien hij het advies links heeft laten liggen, is hij uiteraard ook niet tot een waardevergoeding gehouden.
Het tweede geval zal zich minder snel voordoen. Iemand zal niet zomaar een prestatie verrichten. Meestal is er sprake van een gerechtvaardigd vertrouwen van diegene die presteert. Bijvoorbeeld dat hij dacht dat hij een contract had met de ontvanger. Toch kan door een vergissing het gebeuren dat een onverschuldigde prestatie voor rekening van de ontvanger komt.
Voorbeeld: iemand heeft per ongeluk een stuk bos ontgonnen dat aan een ander toebehoort dan diegene voor wie hij aan het werk was. Als dit is gebeurd omdat de ontvanger van die prestatie zelf de grens tussen de bossen heeft opgeschoven, waardoor diegene die presteerde niet kon weten dat dit stuk bos aan een ander toebehoorde, is de ontvanger gehouden de gedeclareerde uren te betalen.
Van het derde geval is sprake als de ontvanger zelf te kennen heeft gegeven dat hij een bepaalde waarde aan een prestatie toekent, zodat van het opdringen van een prestatie niet kan worden gesproken. Voorbeeld: in ruil voor een stuk grond met een bouwvergunning, verbindt een fietsenstallinghouder zich jegens de verkoper, die als fietsenmaker fietsen verhuurt, om zelf geen fietsen te verhuren. Later komt de fietsenstallinghouder erachter dat de bouwvergunning vervalst is en vernietigt de overeenkomst. Tussentijds heeft de fietsenstallinghouder al huuromzet misgelopen. De ontvanger dient de waarde te vergoeden van dit geleden omzetverlies. De fietsenstallinghouder heeft zich immers aan het verhuurverbod gehouden en dat kan niet ongedaan gemaakt worden anders dan door een vergoeding toe te kennen.
In een volgende weblog zullen we andere aanverwante onderwerpen in het geval van onverschuldigde betaling bespreken, zoals het vorderen van rente en mogelijke verjaring.
Stephanie Mekking is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.