Praktijkgebieden: Vennootschapsrecht
Mijn eerdere weblog over het eigendomsvoorbehoud zal in ik deze weblog iets uitbreiden op het gebied van de uitoefening van een eigendomsvoorbehoud in faillissement. Een kwestie waar veel bedrijven in deze tijd mee te maken zullen hebben en krijgen. In sommige gevallen kan een crediteur (schuldeiser) aan het algehele faillissementsbeslag ontkomen met een beroep op een overeengekomen eigendomsvoorbehoud.
Een faillissement kan worden gezien als een algeheel beslag op het vermogen van de gefailleerde. Er wordt een curator benoemd die is belast met het beheren en vereffenen van de goederen van de gefailleerde. De curator moet de opbrengst van de goederen verdelen onder de schuldeisers met inachtneming van ieders recht. In beginsel blijft een koopovereenkomst bestaan in geval van een faillissement. De koper is en blijft verplicht tot betaling van de koopsom en de verkoper is verplicht tot (bijvoorbeeld) levering van de goederen. Stel dat de verkoper zich de eigendom van de goederen heeft voorbehouden totdat hij volledige betaling van de koopsom heeft ontvangen, dan blijft dat ook na een faillissement van de koper gelden. Het faillissementsbeslag raakt de goederen die onder eigendomsvoorbehoud zijn geleverd in beginsel niet. De failliete koper die niet heeft betaald is geen eigenaar geworden van de goederen. Toch kan de curator de uitoefening van het eigendomsvoorbehoud bemoeilijken.
Uiteraard kunnen bij de uitoefening van een eigendomsvoorbehoud in faillissement dezelfde moeilijkheden spelen als daarbuiten, zoals bijvoorbeeld de ondefinieerbaarheid van de goederen vanwege verwerking in een productieproces of bijvoorbeeld de levering van soortgelijke producten door andere leveranciers. In zijn algemeenheid geldt dat de curator zorgvuldig moet handelen ten aanzien van het vaststellen van de rechten van derden. Dat is voor de curator vaak lastig, omdat hij het gefailleerde bedrijf pas net kent en zich in korte tijd alle ins en outs eigen moet maken. Een nauwkeurig geformuleerd beding terzake van het eigendomsvoorbehoud en een praktische uitwerking daarvan (in verband met de herkenbaarheid van de goederen) is zeker in het geval van een faillissement heel behulpzaam.
Een veel voorkomende bemoeilijking in een faillissement waar een eigendomsvoorbehoud speelt is de zogenaamde afkoelingsperiode. Zo’n afkoelingsperiode (meestal voor de duur van twee maanden) geeft de curator de tijd en ruimte om de boedel te inventariseren en te voorkomen dat schuldeisers al dan niet terecht hun rechten gaan uitoefenen ten koste van andere schuldeisers of bijvoorbeeld de mogelijkheden voor een verkoop van de onderneming als ‘going concern’.
De verkoper met een eigendomsvoorbehoud zal dus even pas op de plaats moeten maken als er sprake is van een afkoelingsperiode. Alleen met machtiging van de rechter-commissaris kan de curator de verkoper de ruimte geven om zijn goederen terug te halen tijdens de afkoelingsperiode. Daarvan zal sprake kunnen als de waarde van de goederen snel afneemt en grote schade zal ontstaan door het afwachten van de afkoelingsperiode.
Na afloop van de afkoelingsperiode kan de verkoper de curator vragen of hij de overeenkomst wil nakomen en tot betaling over zal gaan (althans zekerheid zal stellen). Als dat niet gebeurt, zal de overeenkomst worden ontbonden en zal de verkoper de goederen opeisen. Dit wijkt niet af van de situatie buiten faillissement. De curator zal in sommige gevallen snel willen handelen bijvoorbeeld als hij de mogelijkheid heeft om een verkoop ‘going concern’ te realiseren. Duidelijk is dat de verkoper alert zal moeten zijn op een mogelijk faillissement van zijn afnemer. Hij zal zijn positie en zijn wensen daaromtrent zo snel mogelijk onder de aandacht van de curator dienen te brengen om bijvoorbeeld niet voor een voldongen overname te komen te staan, met alle mogelijke nadelige gevolgen van dien.
Marieke Oosterhuis is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied vennootschapsrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.