Praktijkgebieden: Zorg
Op 28 juli 2006 schreven wij over de rechtbank Alkmaar die een huisarts aansprakelijk achtte voor een zwangerschap, omdat – kort gezegd – het staafje implanon niet was ingebracht, althans ondeugdelijk was ingebracht.
Het Hof Amsterdam denkt daar inmiddels anders over, op voornamelijk bewijsrechtelijke gronden. De rechtbank had aangenomen dat het staafje Implanon niet was ingebracht tijdens de behandeling van 11 april 2000. Dat oordeel heeft de rechtbank gegrond op de omstandigheid dat op 24 oktober 2000 en op 22 april 2001 bij een echoscopie het staafje niet was aangetroffen.
Dat ziet het Hof anders. Hoewel het staafje in oktober 2000 niet aanwezig was, brengt dat nog niet als vanzelfsprekend met zich mee dat het in april 2000 niet is ingebracht. Ook het feit dat ze in mei 2000 zwanger was geworden, kan niet tot die conclusie leiden omdat er een (minimale) kans bestaat dat de zwangerschap is ontstaan terwijl het staafje wel was ingebracht.
Het Hof legt dus een hogere bewijslast op de vrouw. Zelfs een minimale kans van zwangerschap, in combinatie met de bewezen afwezigheid van het staafje relatief kort na de inbreng, is niet voldoende om bewezen te achten dat het staafje niet was ingebracht. De vrouw zal nu moeten bewijzen dat de arts is tekortgeschoten in zijn verplichting om te controleren of het staafje deugdelijk was ingebracht. Een lastige opgave dus het is goed mogelijk dat de vrouw met lege handen blijft.
In de Implanon kwestie loopt nog een andere procedure bij het Hof Den Bosch. Wij beschreven de uitspraak in eerste aanleg in onze bijdrage d.d. 17 juni 2005. Inmiddels enige tijd geleden heeft het Hof Den Bosch echter de verrassende redenering van de rechtbank afgewezen. Ook volgens het Hof Den Bosch zal nader bewijs moeten worden aangebracht, zij het dat dit bewijs door deskundigen moet worden geleverd.
Het lijkt er dus op dat de gerechtshoven dezelfde insteek hebben: de geboorte van een kind behoort niet te snel als onrechtmatig te worden aangemerkt.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied zorg.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.