Praktijkgebieden: Contracten
Vele kopers van onroerende zaken, zowel particulieren als professionals, maken een financieringsvoorbehoud bij het aangaan van de koopovereenkomst. Het financieringsvoorbehoud is een clausule waarin is opgenomen dat de koper de koopovereenkomst kan ontbinden indien hij niet binnen een bepaalde periode een financiering kan verkrijgen onder bij grote geldverstrekkende instellingen gebruikelijke voorwaarden. Maar hoe zit het eigenlijk met de koper die een beroep doet op het financieringsvoorbehoud ? Zijn twee afwijzingen voldoende ? Of moet de koper méér laten zien ?
Voorop staat dat de koper stelt dat de ontbindende voorwaarde is vervuld. De koper moet dan bewijzen dat hij inderdaad geen financiering kan krijgen; de bewijslast rust op de koper. De vraag is dan vervolgens of twee afwijzingen voldoende zijn, zoals veel mensen denken.
En dat laatste is niet zonder meer juist. Volgens vaste rechtspraak (zie o.a. HR 21 juni 1996, NJ 1996/698) wordt van de koper verwacht dat hij, binnen de contractuele termijn en met de nodige voortvarendheid, zich wendt tot meerdere financiële instellingen en wel voorzien van deugdelijke bescheiden welke voor de beoordeling van de kredietaanvraag noodzakelijk zijn. Indien de koper zich niet aan deze inspanningsverplichting houdt, is een beroep op het financieringsvoorbehoud in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De koper kan dan het financieringsvoorbehoud niet inroepen.
Omdat de koper zich tot meerdere financiële instellingen behoort te richten, zal het waarschijnlijk onvoldoende zijn als hij zich tot slechts één financiële instelling richt. Maar is het dan genoeg om twee financiële instellingen te benaderen ? Uit de aangehaalde uitspraak blijkt van niet. De koper moet immers ook “deugdelijke bescheiden” overleggen aan de financiële instelling. Als de koper bij de aanvraag maar de helft van zijn inkomen opgeeft of de koper “vergeet” zijn eigen middelen of garanties van derden te betrekken bij de financieringsaanvraag, ligt de afwijzing al op de printer. Zo werkt dat echter niet. De koper moet een aanvraag indienen die is gebaseerdop realistische gegevens. En als de koper vervolgens het financieringsvoorbehoud inroept, zal hij dat ook moeten bewijzen. Als de koper dat bewijs niet levert, loopt hij het risico om alsnog de contractuele boete te moeten betalen. De koper moet dus méér laten zien dan enkel twee afwijzingen. Hij zal minimaal ook de gebruikte gegevens bij de aanvraag moeten overleggen.
Kopers zijn dus gewaarschuwd en dat lijkt mij terecht. Het financieringsvoorbehoud is immers niet bedoeld om zomaar van de koop af te zien. Er moet echt wat aan de hand zijn.
Jonathan Barth is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied contracten.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.