Praktijkgebieden: Bouwrecht, Vastgoed
Op 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen over de mogelijke aansprakelijkheid van een aannemer voor schade aan een naastgelegen pand als gevolg van werkzaamheden (ECLI:NL:HR:2024:17). Hoewel de Hoge Raad aannam dat sprake was van zorgvuldige voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden, bleek de aannemer toch aansprakelijk te kunnen worden gesteld.
Verweerder laat een winkel met appartementen en een kelder bouwen. Daarvoor heeft hij met Multi-Bouwsystemen B.V. (hierna: Multi) een aannemingsovereenkomst gesloten voor het plaatsen van een zogenoemde afzinkkelder. Tijdens het uitvoeren van deze werkzaamheden is een deel van de kelderwand gescheurd als gevolg van het raken van een obstakel in de bodem. Multi heeft het obstakel gedeeltelijk verwijderd en twee zogenoemde groutinjecties in de grond gedaan. Dit kon echter niet voorkomen dat een etalageruit in het naastgelegen pand is gesprongen en dat daar ernstige scheurvorming is ontstaan.
De eigenaar van het naastgelegen pand en de bewoners van de bovenwoning vorderen onder meer een verklaring voor recht dat Multi en verweerder onrechtmatig hebben gehandeld jegens hen en wensen een schadevergoeding. De rechtbank en het gerechtshof (ECLI:NL:GHSHE:2022:525) hebben de vordering afgewezen.
Het handelen van verweerder en Multi dient te worden getoetst aan de vereisten die op grond van artikel 6:162 BW gelden voor een schadevergoeding wegens onrechtmatige daad. Deze vereisten zijn als volgt: 1) onrechtmatigheid, 2) toerekenbaarheid, 3) schade, 4) een causaal verband, en 5) relativiteit.
In onderhavige casus is het met name de vraag of aan het eerste criterium ‘onrechtmatigheid’ is voldaan. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt: 1) een inbreuk op een recht, 2) een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, en 3) een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De drie onrechtmatigheidsrubrieken hebben een zelfstandig karakter en kunnen dus ieder voor zich leiden tot de kwalificatie “onrechtmatig”.
De P-G heeft op 31 maart 2023 een conclusie gewezen over deze kwestie (ECLI:NL:PHR:2023:378). Volgens de P-G levert zaaksbeschadiging op zichzelf geen inbreuk op een recht op. De zaaksbeschadiging die geen rechtsinbreuk is, kan onder omstandigheden wel worden aangemerkt als maatschappelijk onzorgvuldig. Dan gaat het erom of de aannemer de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van hem kan worden verlangd. Dat de gedraging tot schade, zelfs grote schade, leidt, betekent nog niet dat die gedraging onzorgvuldig is. Bepalend zijn volgens de P-G: 1) de waarschijnlijkheid dat de zaak van een ander wordt beschadigd; 2) de te verwachten ernst van (de gevolgen van) de beschadiging; en 3) de kosten die zijn gemoeid met het nemen van voorzorgmaatregelen. De conclusie van de P-G strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
Net als de P-G is de Hoge Raad van mening dat een gedraging niet reeds onrechtmatig is vanwege het enkele feit dat zaaksbeschadiging zich voordoet en een (voorzienbaar) gevolg is van die gedraging. Een zodanige gedraging is volgens de Hoge Raad in het algemeen alleen onrechtmatig als zij in strijd was met een norm van geschreven of ongeschreven recht die ertoe trekt letsel of zaaksbeschadiging te voorkomen.
Volgens eiseressen heeft Multi bij de voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden in strijd gehandeld met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De P-G is van mening dat dit argument in dit geval niet opgaat, kort gezegd omdat er voorzorgsmaatregelen zijn genomen. De Hoge Raad stelt echter dat dat aan de werkzaamheden een aanmerkelijk risico verbonden was dat aan het buurpand schade zou worden toegebracht, ook indien maatregelen ter voorkoming van schade werden getroffen en de werkzaamheden zorgvuldig werden uitgevoerd. Volgens de Hoge Raad kan niet zonder meer worden aanvaard dat eiseressen deze schade dan moeten dragen. Daarbij is van belang dat de werkzaamheden voor eiseressen geen voordeel opleverden, dat de schade niet zonder meer behoort tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander, en dat het op de weg van Multi lag om zich tegen dergelijke aansprakelijkheid te verzekeren.
Ook wanneer Multi bij de voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden voldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van schade aan zaken van derden en de werkzaamheden op zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd, kan zij volgens de Hoge Raad aansprakelijk zijn voor de schade die door de bouwwerkzaamheden aan het buurpand is aangericht. De Hoge Raad wijkt hier af van de heersende leer, en zegt eigenlijk dat handelen ook onrechtmatig kan zijn als het in het maatschappelijk verkeer ongewenst is dat de geleadeerde zijn eigen schade moet dragen.
Marjolein Zinkhann is niet meer werkzaam bij Wieringa Advocaten. Indien u een vraag heeft naar aanleiding van deze blog dan kunt u zich wenden tot onderstaande contactpersoon van het praktijkgebied bouwrecht.
Door het leggen van conservatoir (derden) beslag worden vermogensbestanddelen van een wederpartij per direct bevroren. Er kan geen overdracht meer plaatsvinden en in bepaalde gevallen kunnen vermogensbestanddelen zelfs elders in bewaring worden gegeven. Deze actie kan druk zetten op de wederpartij waardoor een snelle oplossing kan worden bereikt.
Beslaglegging moet wel altijd worden gevolgd door een bodem of arbitrage procedure, tenzij eerder een buitengerechtelijke oplossing wordt bereikt.
Onterecht leggen van beslag moet worden voorkomen; het kan leiden tot een schadevergoedingsactie.
Wij onderzoeken graag of dit rechtsmiddel in uw situatie tot een spoedige oplossing kan leiden.
Snel een uitspraak nodig van de rechter over een bepaalde urgente situatie? In dat geval is een kort geding een oplossing voor uw situatie. De rechter geeft een voorlopig oordeel waaraan partijen zich al dan niet op straffe van een dwangsom dienen te houden.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende juridische oplossing.
Dit is in het civiele en bestuurlijke recht de procedure die (al dan niet na hoger beroep) leidt tot een definitieve beslechting van het geschil. Anders dan in een kort geding ligt de nadruk hier veel meer op een schriftelijke uitwisseling van processtukken.
Wij onderzoeken graag of dit de aangewezen procedure is voor uw geschil.
Een partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten of rechten moet deze bewijzen. Voorafgaand aan iedere gewenste procedure moet derhalve de bewijspositie worden bekeken.
Soms is het bewijs nog niet voldoende in handen van de cliënt. In dat geval is nadere actie gewenst. Te denken valt dan bijvoorbeeld aan het instellen van een (voorlopig) getuigenverhoor of het afdwingen van het verkrijgen van inzage in bepaalde documenten die zich bij de wederpartij bevinden (exhibitieplicht).
Wij zoeken graag met u naar de mogelijkheden om uw bewijsprobleem op te lossen.
Soms ontstaat er in een onderneming een intern geschil tussen aandeelhouders of tussen het bestuur en (enkele) aandeelhouders. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de te volgen strategie van de onderneming. In dat geval kan aan de Ondernemingskamer, een speciaal daarvoor geëquipeerde afdeling van het Hof Amsterdam -- bij ons kantoor om de hoek -- een onderzoek naar de gang van zaken binnen de onderneming worden gevraagd. Zo'n onderzoek kan worden voorafgegaan door het vragen van voorlopige voorzieningen, zoals het schorsen van een bestuurder voor de duur van de procedure of het tijdelijk ontnemen van het stemrecht van een aandeelhouder.
Wij denken graag mee over de voor uw situatie passende oplossing.